Archive for mei, 2006

Verlies

31 mei 2006

Kanker krijgen betekent veel verliezen, veel meer dan ik mij in eerste instantie realiseerde. Eerst verlies je het vanzelfsprekende vertrouwen in je eigen lichaam. Er zit ‘iets’ dat er niet hoort en dat je van binnenuit ondermijnt. Hoe kan dat nou? Al spoedig volgt het verlies van je onbezorgde toekomst – verlies van zekerheid. Je verliest je dagelijkse routine, de zingeving van het alledaagse leven. Door de amputatie verloor ik een borst. De operatie beroofde me van een ongeschonden lichaam, je verliest je “heelheid” zoals Richard, zelf kinderchirurg, met wie ik in een project samenwerk en die ook ervaringsdeskundige is, het zo prachtig beschrijft. In dat verband is het wel ironisch dat de chirurgie in goed Nederlands de “heelkunde” wordt genoemd. Ter verdediging van het “on – helende” van de chirurgie kan wel worden gezegd dat zij dit on-helen doet tot “heil” van de mensheid. Richard schrijft me (en zijn woorden zijn te mooi om te parafraseren, dus ik citeer hem letterlijk): Je zult merken dat “heil” , i.c. genezen, in dit geval niet hetzelfde is als “heel”. Het zijn twee woorden die taalkundig eenzelfde lading dekken bij mensen die nog nooit in het medisch circuit zijn geweest. Daar is nu bij jou dus nooit meer sprake van. “Heil” en “heel” zijn nu heel verschillende begrippen. Heel zal er nooit meer zijn, maar wel heil. Dat laatste hoop ik tenminste wel voor je. Het is uiteindelijk datgene waar het omdraait in je mens-zijn.

Richard heeft gelijk. Ik heb mijn heelheid verloren en ben op zoek naar het heil. Maar vandaag lijkt dat “heil” ver te zoeken, het gevoel van verlies overheerst. Misschien voel ik me daarom de laatste dagen zo uitgeput: verlies van energie…. Ik ben dan wel weer begonnen met werken, maar ook daar overheerst het gevoel van verlies: verlies van carrière-perspectief, verlies van de zekerheid dat ik er mee door kan gaan, dat ik het succes kan vasthouden, dat ik kan oogsten wat ik de afgelopen jaren heb gezaaid. Ik heb afscheid genomen van het dagelijkse werk, ben dan nu wel weer een beetje terug – het is niet meer als voorheen, want het is maar tijdelijk. Straks zal ik dit niet vol kunnen houden: het kost nú al moeite. Maar het verlies van werk is niet het ergste. Het gaat verder.

Vanmorgen sprak ik telefonisch met de arts van Interne Oncologie van Erasmus MC – Daniel naar wie ik zal worden doorverwezen voor de chemotherapie. Zij maakte me duidelijk, dat ik nog meer te verliezen heb de komende periode als ik mijn chemokuren zal ondergaan. Ik verlies straks alles wat voor mij gezondheid betekent: zoals mijn conditie, mijn weerstand en mijn spreekwoordelijke onverwoestbare energie. Die stellen me in staat om dingen te doen waar ik enorm van geniet, zoals hard werken, op reis gaan, met / voor de kinderen leuke dingen doen, een heerlijke maaltijd bereiden en een goed glas wijn drinken, kortom doen, véél doen. Leven is ten slotte een werkwoord. Verliezen echter ook. Van onze reis naar Kenia – bijvoorbeeld – , kan volgens Karin de komende maanden geen sprake zijn. De risico’s zijn veel te groot. Tijdens de kuren kan immers op elk moment een neutropenie optreden – ook al is dat bij FEC kuren niet per definitie zo: het moment dat je geen enkele weerstand meer hebt omdat je witte bloedlichaampjes een kritische ondergrens hebben bereikt. Dan word je ziek van niets. Neutrogene koorts kan alleen behandeld worden met intraveneuze antibiotica. Tijdens een chemobehandeling moet je dus altijd in de buurt zijn van een ziekenhuis. En bij voorkeur géén buitenlands ziekenhuis, want de angst voor de import van multiresistente bacteriën zoals MRSA is groot (en reëel). Een verblijf in een Keniaas ziekenhuis is om die reden geen optie, en het risico mag je gewoon niet nemen. De oncoloog zei dat ik er voluit voor moest gaan. Als het gaat om chemotherapie in de palliatieve fase, doet men alles om zulke reizen met de familie mogelijk te maken en plooit men de kuren overal omheen. Maar in mijn geval is daar geen sprake van. Het protocol moet zoveel mogelijk worden gevolgd en uitstapjes naar het buitenland zijn dus uit dezen boze. Streng, maar ik moet erkennen dat ik haar wel een beetje gelijk moet geven. De chemotherapie is een serieuze aangelegenheid, die niet voor niets helemaal is geprotocolleerd. Het doel is alle eventuele micrometastasen te elimineren. Daar kan je niet mee spelen, of risico’s mee nemen. Anders hoef je er niet aan te beginnen. Dat betekent dus géén safari in Kenia, maar hooguit op de Veluwe. Het is wel even slikken. Ons hele gezin had zich hier op verheugd, nu verliezen we allemaal. 

Ook van het verlies van mijn haar kan ik maar beter uitgaan. De wens om dat te behouden is niet realistisch bij de kuur die ik zal krijgen. Dat was me ook al door iemand van de Borstkanker Vereniging Nederland duidelijk gemaakt. Bij de ‘oude’ kuren zoals AC en CMF was hoofdhuidkoeling nog wel een reële optie met redelijke succespercentages (tot 70% geen pruik bij AC b.v.), maar bij de nieuwe kuren waaronder de (nieuwe hoge dosering) FEC die ik ga krijgen lijkt zo’n succespercentage onhaalbaar. Die zijn gewoon te agressief. Dan kan je je afvragen of een geringe kans op succes opweegt tegen de nadelen: een dag lang met de Noordpool op je kop. Dan is het misschien beter je verlies te incasseren en gewoon een pruik te bestellen, of – net als Jetske – je kaalheid te bedekken met een vlotte pet of een mooie hoofddoek. “Ach kind, het is maar tijdelijk”….ken je dat oude liedje dat mijn moeder vaak voor ons zong?

Nee mensen, de boekhouding van deze transitie is niet positief. Met zo’n winst – verlies rekening voel ik me failliet gaan. Er is winst, absoluut. Je gaat je realiseren wat er echt toe doet, je gaat je prioriteiten herschikken naar de meest wezenlijke waarden. Mijn sociale netwerk heeft zich in korte tijd in kwantitatieve én kwalitatieve zin enorm uitgebreid én verdiept. Verbroken relaties zijn hersteld, verre en oude vriendschappen zijn nieuw leven in geblazen – nieuwe relaties ontwikkelen zich. Mijn zus heeft na vele jaren het contact verbroken te hebben, mij weer in de armen gesloten. Ik heb de hele dag door gesprekken met mensen die betekenisvol zijn – dat beteknisvolle slaat zowel op de gesprekken als op de mensen. Mijn kanker maakt veel los bij mensen, en zij bij mij. Binnen de kortste keren vertellen mensen je intieme, indringende verhalen. De bedrijfsarts vertelt over het verlies van zijn gezondheid, toen er plotseling een tumor bij hem werd ontdekt. Kennissen van Arjun vertellen me over hun zorg en verdriet over familieleden. Tijdens een vergadering met allemaal bestuurders van hogescholen vertelt iemand die ik alleen van naam ken meteen over zijn gezondheidsproblemen, en de reactie van zijn omgeving daarop. Tussen alle bedrijven door krijg ik zoveel schouderklopjes en complimenten dat ik er nog schever van ga lopen (het was al scheef door de te lichte prothese). Alleen al daardoor is deze crisis nog niet de zwartste periode uit mijn leven. De relatief gunstige uitslagen zijn natuurlijk een meevaller, winst. Maar al deze winst, al deze nieuwe betekenissen wegen niet op tegen de verliezen. Vandaag althans niet. Vandaag lijkt die chemotherapie een groot zwart gat waarin ik mij geheel en al ga verliezen.

P.S. Een verlies komt nooit alleen: vandaag verloor Arjun tijdens de wandelvierdaagse zijn trouwring.

Halfje beter…

29 mei 2006

Beter gemeld voor de helft: dat klinkt mooi in evenwicht, vind ik zelf. Morgen zie ik de bedrijfsarts, ik ben benieuwd of die dat ook vindt. Lang niet iedereen is het met me eens dat half werken geen kwaad kan. Zelf had ik het ook niet direct verwacht dat het herstel na de amputatie zo snel zou gaan, maar wel gehoopt. Het besluit om weer te gaan werken is voor mezelf een uitdrukking van de wens om de draad van het gewone leven weer op te pakken, werk biedt mij afleiding, houvast en zingeving. Tegelijk heb ik geen zin in alle werkzaamheden, en voel ik er ook niets voor om er volledig in op te gaan of om teveel verplichtingen op me te nemen. Ik zit midden in een herschikking van alle prioriteiten van mijn leven. Wat daar precies uit gaat komen, vind ik moeilijk te bepalen. Ik houd het voorlopig maar een beetje op ‘trial and error’ om te zien wat me goed bevalt en wat niet. Mijn werk helemaal loslaten lijkt me niets. Maar me er weer voor 200% instorten: ook niet. Er een tijdje mee stoppen? Of maar half mee door gaan? Ik weet het niet – ik wil de tijd nemen om het uit te vinden. Hopelijk lukt het mij om evenveel wel als niet aanwezig zijn, even vaak ja als nee te kunnen zeggen. De automatische aanname dat mensen beter worden van verzuim, daar verzet ik mij hevig tegen. Ik geloof er helemaal niets van!

De eerste dag terug op de hogeschool bestond maar uit vier uurtjes en dat was niet verkeerd. Jacomine en ik begonnen met de afwas – laat niemand denken dat lectoren te beroerd zijn hun handen uit de mouwen te steken! En ik eindigde vandaag met een bespreking met ZonMw over de mogelijkheid dat hogescholen en lectoraten meer betrokken raken bij implementatietrajecten van zorgvernieuwingen. Als dat geen mooie balans is….

Luisteren naar mijn lichaam is nooit mijn sterkste kant geweest. Achteroverleunen en naar de horizon kijken ook al niet. Maar ik merk wel dat ik sneller vermoeid ben. En dat ik van alleen thuis zitten niet vrolijk word. Het afgelopen weekend met mijn broer, schoonzus en hun kinderen over de vloer vond ik erg vermoeiend. Maar ook leuk. Mijn stemming verbetert, en daarmee neemt mijn energie toe. Maar de grens van wat wel goed en wat niet goed voor me is vind ik moeilijk te herkennen. Bewegen is goed, maar overbelasten niet. Maar wat is overbelasting? De pijngrens? Maar ik heb nauwelijks pijn, eigenlijk ook nog niet gehad. Sinds de operatie heb ik exact 1 paracetamol geslikt. Ik kan veel met mijn arm doen, zonder dat het pijn doet, maar wanneer is veel téveel? Soms ga ik in mijn overmoed te ver. Zo had ik afgelopen zaterdag een vijf gangen diner op de rails gezet omdat broer Tjeerd en zus Arian plus aanhang kwamen eten (totaal 6 volwassenen en 3 kinderen). Ja, dát was duidelijk teveel van het goede, en dat had ik eigenlijk vooraf wel kunnen bedenken. Toen ik halverwege was en al uren in de keuken stond, had ik er schoon genoeg van en voelde ik een zwaar gevoel in mijn arm en schouder. De laatste week zit ook wat vocht onder de operatiewond, het is ook iets meer geworden dan een paar dagen geleden. Maar waar dat van komt? De nurse practitioner mammacare van de poli dacht dat ik misschien wel te veel belastte, maar volgens de chirurg was dat moeilijk vast te stellen. Volgens hem is het niet verontrustend en ook niet erg veel. De wond is mooi “los” (dat wil zeggen: niet vergroeid met het onderliggende weefsel). Die soepele wond komt juist door veel bewegen, dus volgens zijn theorie doe ik het juist goed. De vochtophoping onderaan de wond is niet zo ernstig, maar hij wil me toch aanstaande vrijdag terugzien om te beoordelen of er een seroompunctie nodig is. Voor alle zekerheid zal ik het deze week écht rustiger aan gaan doen en helemaal geen enkel diner meer koken.

Het verwijderen van de hechtingen vanmiddag viel mee én tegen. Mee omdat ik van de helft echt niets heb gevoeld – en omdat de wond de laatste dagen best wel erg ging ‘trekken’, maar ook tegen omdat bij de laatste vijftien hechtingen ofzo het verwijderen wél pijnlijk was. Omdat het al 12 dagen geleden is dat de hechtingen erin gingen, waren ze aardig vastgegroeid en de verpleegkundige moest er dus behoorlijk aan trekken. Vooral bovenop de borst, waar de huid dun is en strak ligt was dat erg gevoelig. Direct na het verwijderen van de hechtingen valt de wond gelukkig mooi glad naar beneden, de ribbel is dus echt een heel fraai litteken geworden! Er is maar één klein plekje open, maar verder is het echt een knap staaltje chirurgenwerk. De chirurg is met recht erg tevreden!

Ik heb vandaag eindelijk de nurse practitioner mammacare ontmoet. Zij houdt morgen haar presentatie van haar Masterthese en hoopt begin juli haar diploma te krijgen. Haar onderzoek ging over het testen van een interventie die pijn en ongemak van een mammografie zou verminderen. We hebben een tijdje zitten praten over haar ANP-opleiding, haar ervaringen met de opleiding en het studeren naast werken en een gezin. Natuurlijk hebben we het ook gehad over mijn verdere behandeling. Volgens haar kan een definitieve prothese pas na 3 maanden worden aangemeten, dat leek me erg lang. Volgens de chirurg kan het bij mij wel eerder omdat de wond zo mooi glad is. Ze raadde me aan een zakje met rijst in de prothese te doen zodat die wat zwaarder is. Die heeft namelijk (omdat hij zo licht is) de neiging omhoog te wippen, waardoor ik mijn BH naar beneden moet sjorren. De NP vertelde me ook dat de methode van hoofdhuidkoeling héél onaangenaam is: je krijgt niet alleen een kouwe kop, maar de kou dringt urenlang door tot in je botten. Er zitten dus grote nadelen aan, en zij zou het alleen aanbevelen als je het verlies van je haar echt heel erg vindt. Eigenlijk had ik over die nadelen nog niet zoveel gelezen tot nu toe, alleen hoofdpijn werd wel op de site van “Geef haar een kans” genoemd, plus het gegeven dat minder dan één op de tien vrouwen de hoofdhuidkoeling niet volhoudt. Maar waarom dat is en hoe vrouwen het zelf beleven, daarover heb ik nog niet veel gehoord of gelezen. Daar ben ik wel benieuwd naar.

Voor mij weegt het verlies van mijn haar, ook al is het tijdelijk, wél erg zwaar ook vergeleken met het afscheid van één borst. Van mijn zeven schoonheden, waar ik mijn borsten, hals en haar zeker toe reken, ben ik er al van één radicaal beroofd. Om nu ook nog mijn lange donkere haar op te offeren en in te ruilen voor zo’n akelige pruik! En dat in de zomer…. pffff. Uit diverse studies blijkt dat artsen en verpleegkundigen de gevolgen van haarverlies door chemotherapie onderschatten. Veel vrouwen ervaren dat tijdelijke verlies zelfs als belastender dan het permanente verlies van hun borst. Ze voelen zich er door gestigmatiseerd omdat een kale kop zo overduidelijk zichtbaar is en geassocieerd met Kanker. Ik ben het daar gevoelsmatig helemaal mee eens, ook al weet ik dat mijn haar terug zal komen. Die platte borst of prothese zie je in het dagelijks leven niet, behalve als je een truitje met diep decolleté draagt, of bloot in de sauna of op het naaktstrand paradeert. Beide zaken hoef je niet dagelijks te doen, of kan je zonder problemen laten. Maar je háár eraf, dat wekt bij mij niet alleen een associatie met kanker op, maar ook met Nazi concentratiekampen, de Gulag en met ontgroeningsrituelen van hele foute studentencorpsen (Rubens prachtige krullenbos ontsnapte maar tenauwernood aan hun scheermes!). Ik zie mezelf nog niet zo gauw trots met een kale kop lopen… Dus voor het behoud van mijn haar heb ik, denk ik, wel wat over – zelfs mijn kop een halve dag laten bevriezen, zelfs al háát ik de kou. Maar het is wel de vraag of hoofdhuidkoeling bij de chemokuur die ik zal krijgen wel kan worden toegepast.

Inmiddels zijn de aanvullende uitslagen bekend: het is zowel goed als slecht nieuws. Ik weet niet of beide zaken elkaar in evenwicht houden. Mijn tumor is niet hormonaal gevoelig (dus oestrogeen en progesteron negatief). Dat is het slechte nieuws, want hormoongevoelige tumoren hebben betere overlevingskansen omdat blijkt dat door een gerichte behandeling recidieve
n (herhalingen) beter kunnen worden bestreden. Misschien heeft dat te maken met mijn leeftijd, ik ben nog (net) onder de 50 – volgens de artsen zit je dan nog pre-menopause, hoewel dat in mijn geval een beetje twijfelachtig is. Bij vrouwen die nog menstrueren heeft ongeveer 30% van de tumoren een overmaat aan hormoonreceptoren. Na de overgang geldt dit voor 2 van de 3 tumoren. De groei van dit type tumoren kan worden afgeremd door de werking van de eigen geslachtshormonen te blokkeren. Dit wordt “hormoontherapie” genoemd, maar is voor mij dus niet van toepassing.

Het goede nieuws is dat mijn tumor Her-2-NEU negatief is. Dat betekent dat de tumor niet behoort tot de groep van 25-30% borstkankertumoren waarbij er sprake is van een verhoogde aanwezigheid van HER2-receptoren op de borstkankercel. HER staat voor: Humane Epidermale groeifactor Receptoren. Dit heet ook wel “HER2 positief” of HER2 “overexpressie”. Deze tumoren neigen ertoe snel te groeien en worden daarom “agressief” genoemd. Tot voor kort waren de overlevingskansen van vrouwen met dergelijke tumoren duidelijk geringer dan van andere borstkankerpatiënten. Juist bij deze groep blijkt het mogelijk om HER2 antilichaamtherapie in te zetten (d.m.v. Herceptin – trastuzumab). Over de vergoeding hiervan is nogal wat te doen geweest. Ook dit is voor mij dus niet van toepassing.

Wat me opviel: de chirurg besteedde nauwelijks aandacht aan het slechte, maar vooral aan het goede nieuws (Her-2 negatief). Dat zie ik veel gebeuren. Mijn voortdurende neiging is, om dat (bijna dwangmatig) te corrigeren, recht te trekken. Zou dat een manier zijn om de balans te bewaren? Om te voorkomen dat de slinger uitslaat naar te optimistisch of te pessimistisch en ik van het slappe koord afdonder? Ik ben me voortdurend bewust van het feit dat in mijn omgeving het goede nieuws méér aandacht krijgt dan het slechte. Arjun roept: “de optimist in mij heeft wéér gelijk gekregen”. Ik denk: “de realist in mij houdt rekening met elke mogelijkheid, ook met de slechte afloop!”. Die constante regeldwang is erg vermoeiend, je zintuigen en je verstand staan voortdurend op scherp. Een voorbeeld om dat te illustreren. Een nieuwe collega van de kenniskring komt de kamer binnen lopen en feliciteert me met de goede uitslagen. Nog voor hij is uitgesproken realiseer ik me waarom, wat de betekenis hiervan is voor hem. Zijn eigen vrouw is nog niet zo lang geleden overleden, heeft hij bij zijn introductiepraatje verteld – en plotseling besef ik: dat was natuurlijk aan borstkanker. En inderdaad, het klopt. Bij zijn vrouw waren de uitslagen helemaal niet goed, overal waren al uitzaaiingen. Over zoiets praat niemand spontaan met mij – en dat kan ik heel goed begrijpen. Laat ik het dan maar zelf doen. Want hoe goed de uitslagen ook zijn, de zekerheid van de goede afloop kan niemand mij geven. Het enige dat je wil, is weten of je dit zal overleven en het enige dat je krijgt zijn kansen uitgedrukt in percentages. Tegenover acht of negen vrouwen die overleven, staan er één over twee die het niet redden. In welke groep ík zit, weet niemand. Aan de andere kant, het leven kan ook totaal onverwacht tot een einde komen. Zo vertelde Hans een schokkend verhaal over de 51-jarige partner van een vriendin van hem die afgelopen weekend plotseling hevige pijn op de borst kreeg en niet meer was te reanimeren. Nooit enig voorteken gehad. Ook geen prettig einde mensen.

Wat nu verder? Op grond van deze uitslagen kom ik in aanmerking voor “gewone” chemotherapie. In mijn geval gaat het om adjuvante chemotherapie: deze wordt preventief gegeven, kort na de operatie, als aanvullende behandeling ter voorkoming van het ontstaan van metastasen. Alleen wanneer het risico op metastasen zeer gering wordt geacht, kan adjuvante behandeling achterwege worden gelaten (bijvoorbeeld bij kleine tumoren met een lage maligniteitsgraad, waarbij er geen uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren). Voor mijn tumor (2,2 cm: T=2 en graad 2) geldt dit dus niet, ook al heb ik geen uitzaaiingen (N=0). Op basis van de NABON richtlijnen en mijn leeftijd kom ik in aanmerking voor5 FEC kuren, die met een tussenpoos van 3 weken worden gegeven. FEC staat voor de combinatie 5- fluorouracil + epirubicine + cyclofosfamide. Het gaat om 3 verschillende soorten celdodende middelen (cytostatica) die elk een eigen werking hebben (met dank aan de website van de firma Roche):  

Alkylerende stoffen : Deze stoffen gaan verbindingn aan met eiwitten in de (tumor)cel en veroorzaken dwarsverbindingen tussen DNA strengen waardoor het proces van DNA verdubbeling in de cel wordt verstoord en de (tumor)cel zich niet kan vermeerderen. Een voorbeeld van een medicijn uit deze groep is cyclofosfamide. Antimetabolieten : Dit zijn imitaties van stofwisselingsproducten waarin echter een kleine verandering is aangebracht waardoor ze de aanmaak of de functie van nieuw DNA en RNA in de cel verstoren. Hierdoor kan de (tumor) cel niet meer delen. Voorbeelden van medicijnen uit deze groep zijn methotrexaat, 5-fluorouracil, capecitabine en gemcitabine. Antitumor antibiotica : Deze stoffen worden geproduceerd door microorganismen. Door verbindingen aan te gaan met het DNA remmen ze de aanmaak van DNA en RNA in de cel waardoor de cel niet meer kan delen. Voorbeelden van medicijnen uit deze groep zijn doxorubicine en epirubicine.

Bij alle middelen zijn de bijwerkingen niet gering. Van ernstige bloedarmoede, kaalheid, pijnlijk en ontstoken tandvlees, een verhoogde gevoeligheid voor infecties tot heftig braken en misselijkheid, maar ook langdurige zwakte en vermoeidheid. Maar goed, daar zal ik degenen die mijn weblog blijven volgen, straks nog genoeg mee kunnen lastig vallen. Bovendien kan het meevallen, in sommige gevallen zijn de acute bijwerkingen wel op te vangen met ‘tegengif’ en sommige mensen herstellen sneller dan anderen. Ik sta natuurlijk niet te trappelen, maar het moet. De kans op metastasen op afstand wil ik zoveel mogelijk verkleinen! Als we het een beetje kunnen organiseren, zou het moeten lukken om 3 kuren voor onze Kenia reis te ondergaan. Daarna hoeven er nog maar twee.Deze week zal ik daarom contact gaan zoeken met een oncoloog. Er zijn verschillende mogelijkheden: ik zou naar Erasmus MC – Daniel kunnen gaan naar een oncoloog met wie ik professioneel wel samenwerk, of naar het Clara ziekenhuis waar een oncoloog werkt die goed bevriend is met een vriendin en bij wie ik, lang geleden, toen ik nog studeerde het huis heb schoongemaakt! Morgen moet ik daar maar eens achter aan gaan. Maar nu eerst naar bed.

Wankel

26 mei 2006

Het is net of alle energie uit me is weggelekt. Op Hemelvaartdag slaap ik tot 11 uur uit, wat echt bijna nooit meer voor komt. Ook vandaag heb ik weinig energie en blaas ik het voorgestelde uitje met Hans naar het Van Goghmuseum in Amsterdam af. Hoewel ik dolgraag de tentoonstelling Caravaggio-Rembrandt wil zien en we zelfs al kaartjes hebben, is het vooruitzicht om in de stromende regen naar Amsterdam te reizen en me daar tussen de mensenmassa’s in regenjassen en met paraplus door te worstelen om een glimp van de schilderijen op te vangen, niet zo aanlokkelijk. Later hoor ik op de radio dat de Nederlandse musea topdrukte hebben gehaald – ik ben blij dat ik daar niet bij was. Het weer is om te huilen, kou en onafgebroken regen. Ik verlang heel erg naar een Mediterraan klimaat, meer dan ooit. Misschien is het gemeen, maar ik gebruik deze crisis om Arjun aan te moedigen nu echt eens werk te gaan maken van een tweede huis in Frankrijk (toch maar niet in Giethoorn!). Dit kille, natte klimaat houd ik niet meer uit. Hij protesteert niet, wil alleen de garantie dat hij daar dan niet bij aankomst meteen bergen werk in de tuin zal hebben. Ik heb gemerkt dat hij de laatste tijd zijn tuincorvée hier ook met minder plezier doet. Als Arjun over een maand voor vier weken naar Kenia vertrekt, komt er een tuinvrouw in onze enorme tuin de boel bij houden. Ik heb hem voorgesteld dat zij na afloop eens per week kan blijven komen, maar hij voelt daar niets voor. Arjun kan niet gemakkelijk werk aan een ander overlaten. Hij zou zich bezwaard voelen als iemand anders zíjn perkjes zou schoffelen. Laat ik daar nou helemaal geen last van hebben! Maar ja, ik ben ook niet van gereformeerde, maar van koloniale afkomst. Pa groeide op in Indië met baboes en bediendes en ook zelf heb ik mijn eerste twee levensjaren onder de hoede van een Zulu verzorgster doorgebracht. Zou het daarom zijn, dat ik zonder enig schuldgevoel de last van het hele huishouden aan Romy kan overlaten?

Mijn gevoelens laten zich moeilijk omschrijven op het moment. Ik voel me emotioneel behoorlijk leeg. Gevoelens van uitzinnige vreugde over de gunstige uitslagen van woensdag heb ik niet gekend, met verbazing hoor ik dan ook dat andere mensen, die zeer met me meeleven ‘zingend op de fiets zaten’. Aan hun stemmen aan de telefoon hoor ik dat ze het menen, aan hun berichten lees ik dat ze echt blij voor me zijn. Die warme gevoelens en hun betrokkenheid blijven me elke keer verbazen. Zelf voel ik me wel opgelucht, maar niet echt uitgelaten blij. Mijn hele gevoelsleven is gedempt. Grijs. Geen uitschieters naar boven en beneden. Mijn stemming is tamelijk vlak.

In de stromende regen Pien en vriendin Anne naar het zwembad gebracht. Sinds kort is daar een aparte ruimte als bruin café ingericht, zodat je ongestuurd de krant kunt lezen met een kopje koffie, terwijl het zwembadgegil ver weg is. Vervelend alleen dat lezen zo moeizaam gaat. Eergisteren mijn ogen laten doormeten, het blijkt dat er bij het leesdeel van mijn dubbelfocusglazen plus 0,75 moet! Na tien maanden alweer nieuwe glazen nodig – plus een nieuwe zonnebril op sterkte, rekening €679. Dag vakantiegeld.

Volgens de theorie over transities is een transitie daarom zo ingrijpend omdat de betrokkene oude vertrouwde routines kwijt raakt. Dit gaat in een hoog tempo, kan ik bevestigen. Is het nog maar twee weken geleden dat ik dag in dag uit werd geleefd door mijn werk en dat ik moeiteloos 55 uur per week daarmee kon vullen (en met een lijst van alles wat ik eigenlijk had moeten doen)? Nu ben ik die routine helemaal kwijt. Kan me niet eens meer voor de geest halen waar ik altijd zo druk mee was! Opeens staart een lege agenda me aan, heb ik geen zin meer in al die muizenissen van mijn werk. Ik rommel voor mijn gevoel maar wat aan, lees wat, schrijf wat, verzorg de bloemen, luister naar de radio of naar muziek. Soort pensionado bestaan.

Maar er gloort hoop. Want één van de voorwaarden voor een succesvolle transitie is “toekennen van nieuwe betekenissen”. Als er één ding is dat deze episode me heeft opgeleverd, is het een besef van de onvoorstelbare veerkracht van mijn sociale netwerk. De enorme intensiteit van medeleven van mensen die ik nooit, maar dan ook nooit had verwacht. Opeens heb ik een schare vaste lezers die elke avond mijn weblog spellen, krijg ik bloemen, kaarten, telefoontjes en mails bij de vleet. Iedereen probeert op zijn eigen manier mij moed in te spreken, op te beuren of spreekt zijn bewondering voor mij uit. Zoveel aandacht! Wie mij een maand geleden (toen mijn borstkanker nog niet bestond) had voorspeld dat ik een weblog zou bijhouden die dagelijks evenveel hits zou krijgen als Zalm, die had ik voor gek versleten. Maar het is waar. Het is een nieuwe, positieve realiteit. Misschien weegt het op tegen het onmiskenbare verlies dat ik óók voel. Het verlies van een zorgeloos perspectief. De  opgewekte verhalen van carrrièrevrouwen waar ik over in de SIS lees, gaan niet meer over mij. Het verlies van het onbekommerde dagelijks leven. Mijn dagelijkse routine wordt nog maanden lang verstoord door de planning van chemokuren, die tegelijk volstrekt onvoorstelbaar zijn. Maar goed, with a little help of my friends komen we ook daar wel doorheen.  

Geluk bij een ongeluk!

24 mei 2006

Na anderhalf uur wachten komt de chirurg opgewekt de spreekkamer binnen. Hij valt met de deur in huis, want “u wilt natuurlijk het liefst de uitslag weten: het ziet er niet ongunstig uit, want de schildwachtklier is SCHOON.” Ongeloof, opluchting, alles dwarrelt door elkaar. Hij legt uit dat dit heel gunstig is voor de prognose, die hiermee ook in mijn eigen beleving met sprongen vooruit gaat. Van een schamele 50% naar misschien wel 88% vijfjaarsoverleving… En, heel belangrijk: er hoeft geen nieuwe operatie gedaan te worden waarbij de lymfeklieren in de oksel worden verwijderd. Bij mij was de schildwachtklier goed ‘opgekomen’ en tijdens de OK goed te localiseren. Soms is daar twijfel over, maar bij mij niet. Ze hebben de goede klier te pakken en daarmee is niets aan de hand. Hij is ervan overtuigd dat deze uitslag betekent dat er geen uitzaaiingen in de lymfeklieren zijn, want hij heeft nog niet meegemaakt dat er bij een ‘schone’ schildwachtklier toch aangetaste okselklieren waren. Wat een ongelooflijke meevaller, wat een goed nieuws, ons Pientje had gelijk met haar stellige overtuiging! Er valt een enorme last van mijn borst af – ik durfde hier niet op te hopen, was helemaal voorbereid op het slechtste nieuws. Maar dat valt dus mee!

Er is nog meer goed nieuws. Want volgens de patholoog valt ook de grootte van de tumor mee. Niet 2,74 cm die bij de echo is gemeten, maar er is nu ‘slechts’ 2,2 cm vastgesteld. Voor de behandeling maakt het niet veel uit, want groter dan 2 cm betekent sowieso chemotherapie, net een paar millimeter te groot dus. De chirurg vertelt dat de richtlijnen nog maar kort geleden zijn aangepast: twee jaar geleden lag de grens nog bij 3 cm. Maar de bijstelling zal wel niet voor niets gedaan zijn…. dus ik zal er vrede mee hebben en de chemotherapie braaf ondergaan.

Verder is de tumorgraad vastgesteld op 2 (van de 3); dit komt overeen met de differentiatiegraad. Dit betekent dat de tumor ‘matig gedifferentieerd’ is: niet zeer gunstig of ongunstig voor de prognose. Overige uitslagen van belang voor de verdere behandeling (en prognose) zoals de hormoongevoeligheid, de S-fase graad (een indicator voor de snelheid van de groei van de tumor) en de zogenaamde “HER2-expressie” (HER-2 is een receptor in de tumorcel die een groeifactor kan opvangen, waardoor de tumorcel gestimuleerd wordt; een factor die de prognose negatief beïnvloedt) zijn nog niet bekend. Dit laat iets langer op zich wachten. Hierdoor is ook nog niet bepaald welke chemotherapie zal volgen.

Maar binnen het gegeven dat er een kwaadaardig gezwel uit mijn borst is weggehaald is dit allemaal heel goed nieuws, “een geluk bij een ongeluk” zoals bruidegom Rob het vanavond zo treffend formuleert! Arjun en ik hebben vanavond dus heel blij het glas geheven en champagne getoast met het bruidspaar Susan en Rob (wiens trouwdag wel letterlijk in het water is gevallen door het extreem kille en natte weer, maar figuurlijk zeker niet!). Na een maand lang slechte berichten en de voortdurende angst dat het nog veel slechter is dan we al vrezen, eindelijk dus een relatief gunstig bericht! Jullie gebeden zijn verhoord, kaarsjes zijn niet voor niets gebrand en jullie positieve gedachten en steun hebben beslist geholpen…

Maandag word ik weer verwacht op de poli Heelkunde. Dan worden de 30 hechtingen verwijderd. Dan wil hij ook de afspraak maken met de internist-oncoloog naar wie ik verwezen wordt. Hij oppert dit toch nog even rustig te overdenken. Misschien kan ik toch iemand die ik ken uit de Daniel vragen. De chrirug vertelt ook nog dat ik wellicht in aanmerking zou kunnen komen voor een nieuwe experimentele behandeling, die voorlopig alleen in Dordrecht gedaan wordt: deze is alleen bij bepaalde chemokuren mogelijk, daarbij krijgt de patiënt een soort helm op waarbinnen door middel van extreme koude een soort bevriezing van de haarvaten van de hoofdhuid wordt bereikt. Dit zou voorkomen dat het haar uitvalt bij ongeveer de helft van de behandelde vrouwen. Aangezien haaruitval het meest stigmatiserend is, aldus de chirurg, zou dit een hele goede optie kunnen zijn (mits ik een ‘gewone’ standaardchemotherapie behandeling krijg). Ik heb er nog nooit van gehoord, maar Arjun was er al iets over bekend en hem lijkt het wel wat als ik mijn haar kan behouden. Kaal worden is zeker geen pretje. Het is zeker iets om meer over te weten te komen, ik weet de naam van deze behandeling nog niet wat het zoeken bemoeilijkt.

P.S. Inmiddels (25 mei) heb ik gehoord dat de methode hoofdhuidkoeling heet en al dertig jaar met redelijk succes wordt toegepast, alleen nog maar sporadisch in Nederland. Het laatste onderzoek in Nederland hierover laat zien dat 50-70% van de vrouwen die behandeld werden voor borstkanker hierdoor volledig of gedeeltelijk behoud van hun eigen haar had. Met zulke positieve resultaten verbaas ik mij erover dat deze methode nog geen algemeen gebruik is in Nederland! Er is een stichting die zich voor de verspreiding van deze methode beijvert en veel informatie over hoofhuidkoeling geeft op: www.geefhaareenkans.info

Voor de rest ziet de wond er goed uit, dat vond ook de huisarts vanmorgen. Er is wel wat onderhuids wondvocht, maar zeker geen zorgwekkende hoeveelheid en een punctie is niet nodig. Aangezien ik geen pijn heb en ik mijn arm en schouder goed kan bewegen, mag het herstel voorspoedig worden genoemd. De chirurg zegt dat het hem gelukt is om de huid glad te krijgen en dat het litteken netjes sluit. De richel die er nu nog is komt door de hechtingen. Momenteel voel ik af en toe wat vreemde sensaties en soms steken in het wondgebied, maar al met al valt het mee. Echte ‘fantoom’ gevoelens heb ik niet.

Van Klinische Genetica heb ik inmiddels het voorstel voor een afspraak en voor een verder onderzoek ontvangen. Collet bevestigt nogmaals dat dit voor de huidige behandeling geen gevolgen heeft, maar vindt het een goed idee om het nader te onderzoeken. Voor een eventuele verdere (preventieve) behandeling van andere borst en eierstokken en voor mijn familieleden kan het wel gevolgen hebben. Op dit moment nog niet iets om je druk over te maken. Nu alleen maar even het goede nieuws vieren!

Bruiloft Susan 240506 boot klein.jpgVol goede moed rijden we dus naar Woerden waar het trouwfeest plaats vindt in de fruitboerderij van Susan’s schoonouders. Onderweg eindeloze files, maar het deert niet, het zingt in mijn hoofd… Stel je voor dat ik op die bruiloft had moeten zitten met slecht nieuws… nee dan is het nu heel wat beter. Tussen buffet en dessert treden we op met een vrolijk lied “Daar bij de Waterkant” dat Jacomine briljant heeft gecomponeerd. Het idee om Susan en Rob tips voor jachthavens aan te bieden samen met een Playmobil piratenschip en een boekje met restaurants aan het water is heel goed uitgewerkt door Christi en alle anderen! Christi heeft zelfs bootjes gevouwen van de bankbiljetten! Ik maak grapjes in mijn speech over dat ze gedacht had dat ik niet aanwezig zou zijn omdat ik een week (ja precies een week!!) geleden in het ziekenhuis lag, maar dat ze zich daarin had vergist! Ook de aanwezige collega’s reageren heel blij en opgelucht en ik heb al heel wat SMS-jes en telefoontjes gehad van mensen die allemaal meeleven. Ongelooflijk zoveel mensen als aan ons denken! Ook de kinderen, die ik tijdens het spreekuur had “gestald” bij de Ontdekhoek in de Pannekoekstraat en zich daar prima hebben vermaakt, zijn erg blij. Ik heb de indruk dat zij begrijpen dat dit de kansen op een goede afloop vergroot: zo heb ik het uitgelegd. De kans dat mama helemaal beter wordt is nu groter geworden, in elk geval hoef ik geen nieuwe operatie meer.

Mensen, het is al laat, maar Arjun en ik hebben nog een flesje champagne koud staan dat we NU soldaat gaan maken. Ik krabbe
l weer omhoog uit het dal en durf weer wat positiever naar de toekomst te kijken. Om te beginnen maandag maar weer eens aan de slag!

Bruiloft Susan 240506 hele familie klein.jpg Foto’s Henk den Bok

Onrust

23 mei 2006

Morgen gaat Susan trouwen en ik duim voor haar dat het weer beter is dan vandaag. Vanmorgen is het maar 13 graden, het regent en het waait. Ik voel me al even regenachtig en somber. Mijn opgewekte stemming laat me een beetje in de steek, ik voel me gespannen en lusteloos. Het is de onrust voor morgen, als we de uitslagen van het pathologisch onderzoek naar de tumor en de schildwachtklier krijgen. Daar hangt zoveel van af! De prognose; of ik volgende week nogmaals onder het mes moet voor een okseltoilet; welke chemokuren er worden gestart en wanneer. Het maalt steeds maar door mijn hoofd. Kan me niet goed op iets anders concentreren. Ook de kinderen merken mijn spanning. Mijn altijdopmerkzame dochter zegt als ik het derde koekje bij de thee neem: “je zit je vol te proppen met snoep, mama, je houdt je helemaal niet meer aan je dieet”. Nee zeg, wie maalt er om een paar extra kilo’s als ie straks aan de chemo moet? Zij begreep er trouwens niets van, dat je van medicijnen ZIEK kon worden. Maar vandaag heeft ze aan de juf gezegd dat we morgen de uitslag van de schildwachtklier krijgen. Pien vindt het allemaal best interessant. Maar Tommy heeft het echt door: “de uitslag kan dus morgen ‘slecht’ of ‘slechter’ zijn”, denkt hij.

Met tegenzin open ik voor het eerst sinds een week de e-mail van de hogeschool, maar ik kan me er niet bij betrokken voelen, wil me er niet mee bezig houden. Dus maar wat anders doen: drie keer luisteren naar het Gloria van Vivaldi (een schitterende opname van Ricardo Muti) in de hoop dat deze hemelse muziek mijn stemming opkrikt. Naar een Engelse TV-film (Foyle) op DVD gekeken, we hebben ten slotte een enorme voorraad in huis waar we onder normale omstandigheden niet aan toe komen. Wat telefoontjes beantwoord en mijn bloemenzee wat verzorgd. Daar gaat de bel, alweer een bos. Deze keer van Pauline Meurs en het CMDZ. Het is waar wat Josephine zegt: er zijn zoveel mensen die jou een warm hart toedragen. Ik krijg niet alleen veel bloemen, maar ook bergen kaarten en mailtjes. Veel mensen hebben aan me gedacht, er is zelfs voor me gebeden woensdag vorige week. Dat moet er vast aan bijgedragen hebben dat mijn herstel zo voorspoedig gaat. Het is balsem voor mijn ego, verwarmend voor mijn hart. Maar het neemt mijn onderhuidse angst voor de dag van morgen en alles, alles wat daarop volgen gaat niet weg. Want dit – lieve mensen – is pas het begin, de allereerste stap. En ik weet niet hoe de lang de weg nog is, waar deze queeste eindigt.

Bloedend hart

Misschien toch het BRCA-1 of BRCA-2 gen?

22 mei 2006

BRCAHoe kom ik toch aan de stellige overtuiging, dat Arian en ik negatief getest zijn voor het BRCA-1 of -2 gen? Deze twee bekende genmutaties zijn verantwoordelijk voor ongeveer de helft van alle ‘erfelijke’ borstkanker (dat betreft overigens maar ongeveer 5-10% van alle borstkankergevallen). Maar de vrouwen met deze genmutatie (‘dragers’) hebben een zeer hoog risico (60-85%) op agressieve borstkanker, die vaak op jonge leeftijd voorkomt en zich niet zelden in twee borsten uit. Als het “normale” risico voor een vrouw op borstkanker ongeveer 10% is op enig moment in haar leven, dan is dat bij draagsters 6x zo groot, en bovendien treedt de kanker veel op jonge leeftijd op.  

In 1999 zijn Arian en ik, na het overlijden van Jetske, naar de afdeling Klinische Genetica gestapt voor een advies. Prof. Willems heeft ons twee keer ontvangen en uitgebreid met ons gesproken over de familie-anamnese en een individuele risicoschatting voor ons gemaakt. Het onderzoek werd belemmerd door het feit dat er van het lichaamsmateriaal van mijn moeder niets bewaard was gebleven en dat de beschikbare informatie over haar behandeling zeer summier was. Volgens het uitgebreide literatuuronderzoek dat hij gedaan had, was er overigens geen relatie tussen mama’s borstkanker en Jetske’s glioom, sowieso zijn hersentumoren maar zeer zelden erfelijk. Omdat mama enig kind was en ons in haar moeders’ en vaders’ familie geen directe andere gevallen van borstkanker op jonge leeftijd bekend waren, was het maken van een “familiestamboom” ook niet mogelijk. Daardoor was het moeilijk vast te stellen of er nu werkelijk sprake was van erfelijke borstkanker in onze familie. Dr. Willems heeft ons de mogelijkheid van DNA-onderzoek aangeboden, waarbij de twee bekende erfelijke genen BRCA-1 en -2 kunnen worden getest. Ik dacht dat er bij ons was vastgesteld dat wij deze genmutaties níet hadden. Zo staat het ook in mijn weblog hieronder te lezen! Wat mij daarover alleen was bijgebleven: op grond van onze familiegeschiedenis kwamen wij in aanmerking voor periodieke controle van de borsten door een specialist – ons risico werd als ‘licht verhoogd’ beschouwd. Vandaar dat Arian en ik twee keer per jaar op controle gingen: eens per jaar een mammografie, een half jaar later voor borstonderzoek bij de chirurg. Dat mijn tumor door de mazen van het controlenet door geslipt is, vind ik nog steeds onbegrijpelijk. Je zou toch verwachten dat deze regelmatige controles voldoende zijn om borstkanker in een vroeg stadium op te sporen … Wat hebben die controles anders voor zin?

Vandaag zocht ik het kaartje van de opticien om een afspraak te maken voor het doorlichten van mijn ogen (ik heb de laatste weken weer moeite met lezen en op het beeldscherm kijken). In de la vind ik niet dat kaartje, maar wél de brieven van Klinische Genetica uit 1999 en daar staat duidelijk in: “het is mogelijk om onderzoek in uw bloed te doen naar mutaties in het BRCA 1 en BRCA 2 gen”. Maar er staat ook, dat wij hadden aangegeven dat wij geen DNA-test wensten. Als ik dit lees, raak ik in verwarring. Ben ik destijds nu wel of niet getest? Er staat me helder bij dat wij géén BRCA-1 of 2 hadden. Maar klopt dit wel? Ik bel ze op, ze zoeken mijn status in het archief. En wat blijkt? Het is nooit getest…. en op grond van mijn eigen borstkankerdiagnose nu is de gedachte, dat er wellicht sprake is van een erfelijke borstkanker véél aannemelijker geworden. Ik krijg onmiddellijk van de arts van Klinische Genetica aangeboden om alsnog een DNA-test te laten doen. De uitslag zal 4 tot 6 maanden op zich laten wachten. De BRCA-1 en -2 mutaties zitten op verschillende chromosomen (13 en 17), naar de precieze plek moet gezocht worden. Er moeten dan duizenden DNA baseparen worden ‘nagelopen’ – een tijdrovend werkje. Als bekend is dat er bij mij zo’n genafwijking is, kan het onderzoek herhaald worden bij Arian en Tjeerd, waarbij de uitslag dan sneller kan volgen (6-8 weken) omdat er dan gericht naar de bewuste mutatie kan worden gezocht.

Ik ben van mijn stuk gebracht. De mogelijkheid dat ik toch misschien één van de twee bekende genmutaties heb, heeft namelijk wél consequenties. Want in dat geval zullen mijn eierstokken misschien verwijderd moeten worden en komt een preventieve amputatie van mijn andere borst ook in zicht. Ook hebben we meteen te maken met een lastige beslissing voor Arian, Tjeerd, maar ook voor Tommy en Pien om al dan niet getest te worden. Overigens is de behandeling van BRCA-1 en -2 niet anders dan van andere vormen van borstkanker. Maar het zou wel verklaren waarom mijn tumor zich tussen de controles door heeft gemanifesteerd. Want deze erfelijke borsttumoren hebben de onmogelijke gewoonte om zich zo snel te ontwikkelen dat zij door de periodieke controles heenglippen, vandaar het dringende advies aan draagsters om zich preventief dubbelzijdig te laten amputeren. Ik heb altijd gezegd: dat wil ik onder geen beding, me laten amputeren als ik niet eens ziek ben. Daarom wilde ik geen DNA-onderzoek. Wat moet je met die wetenschap, als je er toch niets mee doet – behalve periodieke controles? We zijn toen dus uitgegaan van “niet willen weten”. Maar nu is de situatie voor mijn gevoel radicaal anders. Nu wil ik wel weten, vanwege de consequenties die dat heeft voor mijn dierbaren: voor Arian natuurlijk, die -mocht mijn vermoeden dat ik inderdaad de genmutatie bezit juist zijn- dan moet beslissen of zij ook getest wil worden en moet besluiten over preventieve amputatie / eierstokverwijdering. Voor Pien natuurlijk, die gisteren uit eigen beweging al vroeg: “mama, hebben Tommy en ik nu ook een grotere kans op die ziekte, nu jij borstkanker hebt?” Ja, dat meiske ontgaat niet veel. Maar ook voor mijn broer en zoon, want ook mannelijke dragers kunnen borstkanker krijgen, al is het risico kleiner. Wel hebben ze een verhoogde kans op prostaat- en darmkanker.

Door de mogelijkheid dat ik tóch drager ben van BRCA-1 en -2 ben ik erg in de war gebracht. Hebben wij er zes jaar geleden goed aan gedaan om niet te willen weten? Ik denk het wel. Toen vond ik dat je niet moest medicaliseren en wilde ik absoluut geen moeilijke beslissing nemen rondom preventieve borstamputatie. Weten impliceert handelen. Weten betekent ook: problemen met verzekeringen, hypotheken enzovoort. Als je geen preventieve behandeling wilde overwegen, was er ook geen noodzaak om te weten. Maar ik heb wel altijd gedacht dat ik met de voorgeschreven periodieke controles eventuele borstkanker in elk geval snel op het spoor zou komen. Wij hebben het advies van Prof. Willems trouw opgevolgd. Behalve dan de maandelijkse zelfcontroles, want dr. van Eijck was daar (net als veel andere chrirugen en ook Dr. Susan Love) geen voorstander van. Geeft volgens hen veel stress en onzekerheid bij vrouwen. Toch wenste ik achteraf dat ik het wel regelmatig had gedaan. Nu was ik er volgens sommigen ‘snel’ bij, maar zelf weet ik dat niet. De tumor is snel gegroeid, wie zegt dat ik “snel genoeg” was?

Maar hoe dan ook, nu ik borstkanker heb is de wetenschap of ik draagster ben opeens wél heel belangrijk voor me geworden. De gevolgen voor mijzelf en voor anderen zijn groot. Arjun weet dat als geen ander. Toen bij Stefan het Fragiele X-chromosoom was vastgesteld, zijn zij een tijd lang kind aan huis geweest bij Klinische Genetica. Ruben bleek gelukkig géén drager. In Marja’s familie waren er ook mensen die kozen voor niet willen weten en sommigen hebben bewust het risico op kinderen met Fragiele X genomen. In elk geval levert het een enorme hoeveelheid stress en onzekerheid op. Die onzekerheid is nooit helemaal te reduceren, maar ik wil nu een afspraak om me te laten testen. Tot de uitslag er is, gooi ik mijn strategie om: ik ga er nu van uit dat ik draagster ben en dat mijn borstkanker geen ‘gewoon’ geval is. Ik wil proberen een afspraak met Prof. dr. Klijn te krijgen in Erasmus MC – Daniel, voorzitter van de
werkgroep Erfelijke borsttumoren. En ik laat me niet met een kluitje in het riet sturen.

Allergie-free

21 mei 2006

Pien en Ninetails.jpgPien F1.jpg 

Voor het eerst sinds lange tijd mij weer eens in de buurt van Pien’s manege gewaagd, omdat zij zaterdag een dressuurproef (F1) moet rijden. Ze is poepie zenuwachtig, dat zie ik aan haar strakke gezichtje. Thuisgekomen van de hockeywedstrijd moet ze zich als een haas verkleden in haar mooie wedstrijd-outfit: een witte rijbroek, een echt zwart colbert met hoefijzer knopen, witte handschoenen en een plastronnetje om d’r nek met een speldje dat een zweep voorstelt. De hele mikmak kostte €140. Snel haar laarzen met lakolie opgepoetst, haar haar in een knotje gedaan en naar de manege gegaan. Gelukkig zijn haar beste vriendin Maaike en haar ouders Gerard en Elly er al om Ninetails, het paard waarop ze moet rijden maar dat ze niet zo goed kent, al helemaal op te doffen. Ook van Ninetails zijn manen en staart gevlochten. Na heel wat proefrondjes gaat ze “in de bak” en onder toeziend oog van de jury rijdt ze keurig haar rondjes en voltes in arbeidsdraf en arbeidsstap, moet ze “van hand veranderen” en groeten. Ze zit heel fier op het paard en hoewel het niet helemaal foutloos is, heeft ze 213 punten gehaald, en dus de F1 proef doorstaan! Voor mij is het bijzonder dat ik een heel uur in de manege kan zijn zonder ook maar één symptoom van mijn allergie op te merken. Dankzij de desensibilisatiekuur waar ik nu ruim anderhalf jaar mee bezig ben bij de poli Allergologie in Erasmus MC en de uitgebreide medicatieschema’s die ik nu braaf volg, gaat het wonderbaarlijk goed. Mijn longfunctie is voor het eerst in jaren zelfs iets verbeterd en de hooikoortsklachten, die maakten dat ik vroeger van april tot oktober niet voor mijn plezier ‘naar buiten’ kon en dat ik uit de buurt moest blijven van huisdieren, maneges of boerderijen, zijn nu grotendeels verdwenen. Na dertig jaar ernstige klachten die de laatste jaren zelfs steeds erger werden, kan ik nu in de zomer urenlang fietsen en buiten zijn! Om dit wonder te onderhouden ga ik graag eens in de maand een injectie halen. Morgen moet ik weer: dan ga ik meteen aan Dr. de Groot vragen hoe het straks met de chemotherapie moet. Ik zou het erg zonde vinden als ik de kuur moet onderbreken. Want als je uit het schema valt, moet je weer opnieuw beginnen met het opbouwen van immuniteit. Dr. de Groot zegt dat ik niets hoef te onderbreken, bovendien kan ik ook in mijn benen geprikt worden zodat ook de lokale bijwerkingen van de immunisatie geen probleem opleveren.

rhoonse grienden.jpgZondagmiddag onder een voortdurende dreiging van een regenbui gaan Arjun en ik wandelen in de Rhoonse Grienden (tussen Rhoon en Barendrecht). De laatste keer dat we hier waren was in de winter, nu is het uitbundig lente. Alles ziet er anders uit. De Rhoonse grienden zijn ongeveer 70 ha groot. Het zijn buitendijkse getijdengrienden aan de rivier de Oude Maas. Als wij er zijn is het eb, een verval van ongeveer 70 centimeter. Als wij komen is. Het zijn de laatste getijdengrienden in Nederland. De wilgentakken worden eens in de drie jaar gekapt – je ziet alle stadia van groei. Een deel wordt beheerd als ‘snijgriend’. De bodem van de grienden is in deze tijd van het jaar bedekt met een zee van bloemen, vooral fluitekruid, maar ook smeerwortel en wat hondsdraf gezien. Op de wilgenstronken groeien veel mossen en varens. De wilgen zelf waren van het ouderwetse type, grillig van vorm en vaak voorzien van een rijke laag mos, een werkelijk schitterend geheel. Wanneer je tussen de fraai gekleurde wilgenlaantjes loopt, hoor je al aardig wat vogels. Jammer genoeg weten we er te weinig van om ze te kunnen herkennen. Wel zongen twee koekoeken naar elkaar. Tijdens onze wandeling van ruim een uur zijn we bijna niemand tegengekomen. Het is ongelooflijk hoe goed het lukt om in dit overvolle land zo’n snipper groen en rust te vinden. Wandelen voelt goed. Ik neem me voor om het weer op te pakken, ik zou wel eens wat LAW’s in Nederland willen lopen!

klein_profijt4.jpg

 wilgen06.jpg

Fysiek voel ik me steeds beter worden. Ik kan zelfs al weer de was op hangen. Pijn aan mijn wond heb ik niet, wel af en toe vreemde sensaties, soort stroomstootjes, kriebelig gevoel rond de gevoelloze wondranden. Idioot genoeg heb ik nog steeds veel last van mijn infuushand. Rondom de insteekplek op de rug van mijn hand zit een grote, ronde blauwe plek vanwel 6 cm diameter. Kleurt blauw tot geel en later donkerrood. Stroomopwaarts op mijn pols voelt het erg pijnlijk aan, ’s ochtends is mijn hand helemaal stijf! Les: volg altijd je gevoel in deze. Bij het prikken deed het al echt pijn, en ook al geloofde niemand me, dat ding zat gewoon niet goed. Stel je voor dat dit straks bij de chemokuren gebeurt, man dan kan je mijn handje ook amputeren!

Christi komt zaterdagmiddag even op bezoek om zich ervan te vergewissen dat het écht goed met me gaat. Nou prima, want Pien en ik waren al weer gaan shoppen voor prachtige nieuwe kleertjes voor Pien. We gaan voor één broek en we komen met twee hele outfits thuis. Het is heerlijk om haar zo aan te kleden, zij paradeert als een echt model voor de spiegel. Alles staat haar leuk – en ik geniet ervan om haar leuk aan te kleden. Net als mijn moeder destijds geef ik daar grif geld aan uit. De afdankertjes gaan naar Anne, de dochter van Christi die er erg blij mee is. Christi brengt nog een leuk boek voor me mee van collega’s, maar eerlijk gezegd heb ik het momenteel te druk met mijn weblog. ‘k Zit de halve dag te fröbelen met tekstjes en fotootjes en heb daar veel plezier in. Ik ben Ruben erg dankbaar dat hij zo snel de software heeft opgetuigd. Voor onze generatie is een informatica studerende zoon een uitkomst!

Storm en bloemen

20 mei 2006

 Vrijdag en zaterdag is het beestachtig slecht weer, het stormt en regent alsof het herfst is in plaats van voorjaar. De tuin ligt bezaaid met afgerukte takken en bloesems. Maar binnen in huis bloeit het. Het hele huis staat vol met bloemen, er worden steeds nieuwe voorraden bezorgd. We hebben nauwelijks genoeg vazen om alles in te zetten, ik ben blij als onze hulp Romy in plaats van bloemen een nieuwe vaas geeft! In een gigantische doos komt een boeket van Helianthe Kort, een collega lector uit Utrecht. Er komen bossen van de hogeschool (nóg een van het College van Bestuur, van de kenniskringen Transities in Zorg en Arbeid & Gezondheid, van het cluster IVV en Paramedisch), er komt een schaal met vetplantjes voor buiten van het tijdschrift Kwalon, ik krijg rozen van buurvrouw Vermeer, en een bos bloemen van haar zoon en schoondochter. Als voor de zoveelste keer de bel gaat, zeg ik tegen de verbaasde bezorger: “man, het lijkt wel of ik al lig opgebaard, zoveel bloemen!”

veldboeket.jpg 

Vrijdagmiddag besluit ik om naar de school van de kinderen te lopen om naar de uitvoering van hun dansproject ‘Egypte’ te gaan kijken. Met deze rukwinden lijkt fietsen me niet verstandig, dus wandel ik. Tommy treedt op als wandelende mummie en Pien als dienstertje voor de farao. De kinderen vinden het prachtig dat ik er ook een keer bij kan zijn – alweer een vordeel van ziek zijn- . Diverse ouders en leerkrachten zijn echter stomverbaasd me te zien. Lia, die ik altijd op school tegenkom maar die ik ook van het Netwerk Palliatieve Zorg ken, kan haar ogen niet geloven. Maar ze is ook bezorgd of ik mezelf niet overbelast. Meester Wolter spreekt van een ‘fata morgana’ en juf Marion wil direct een stoel laten aanrukken. Maar dat hoeft echt niet. De moeder van Anne vertelt dat Pien woensdag in de klas heeft verteld wat er aan de hand was. Dat het haar erg bezig hield (iets dat zij zelf overigens ontkent). Ook de moeder van Renske vertelt dat het verhaal veel indruk had gemaakt op haar dochter. Van de tafelgenootjes van Tommy (Tess, Jurren en Elisa) krijg ik een leuke kaart en een doosje chocolaatjes als ‘opkikkertje’. Al dat medeleven is echt aandoenlijk. Maar mijn ziekte heeft ook een plek gekregen in pesterijen. Aron, een jongen met wie Pien het altijd aan de stok heeft, zegt tegen haar: “ik hoop dat je moeder dood gaat!” Pien trekt zich daar gelukkig niet veel van aan. Zij zegt ’s avonds tegen mij: “Mama, ik weet zeker dat je schildwachtklier goed is!”

Borstbeelden

19 mei 2006

Borstbeelden Bij de post ligt een dikke envelop van Margo. Zij stuurt me het boek Borstbeelden, gemaakt door chirurge dr. Ingeborg Mares en fotograaf Sjaak van Beek van het Vlietland ziekenhuis in Schiedam. Het boek toont keuzes in de behandeling van borstkanker. Margo heeft de auteur ontmoet bij een symposium van het IKR, waar zij onlangs was en waar dit project genomineerd was voor de Dirk van Bekkumprijs. Zij kreeg het boek van de auteur speciaal voor mij. Borstbeelden is een prachtig boek dat ik graag wil aanbevelen. Het is voor € 20 bij de Borstkanker Vereniging Nederland te koop. Het voornaamste deel van het boek bestaat uit indrukwekkende en mooi gemaakte foto’s van de vrouwen die door Ingeborg zijn geopereerd en door Sjaak liefdevol zijn geportretteerd. Het is een boek van beelden, maar ook van verhalen. Een boek dat laat zíen hoe je lijf eruit ziet na een borstoperatie en wat de resultaten zijn van de verschillende reconstructies. Ingeborg vertelt ergens dat zij dit boek heeft gemaakt omdat patiënten en anderen vaak te negatieve voorstellingen hebben van hoe een amputatie er uitziet, maar ook dat zij te hoge verwachtingen hebben van reconstructie-chirurgie. Er is bij mijn weten geen boek waarin je zo goed kunt zien hoe het er na verschillende operaties uit ziet, maar waarin je ook kunt lezen hoe verschillend vrouwen er mee om gaan. Wat ik wel jammer vind (en dat had ik als antropoloog anders gedaan) is de wat afstandelijke manier van casusbeschrijvingen bij de foto’s: “hier ziet u een vrouw van 52, die kanker kreeg toen zij 50 was”. Waarom komen de vrouwen zelf niet aan het woord, in de vorm van mooi gekozen citaten? Wat direct opvalt, zijn de grote verschillen tussen de vrouwen en hun verhalen, met sommige identificeer ik me meteen, met andere helemaal niet. Van de reconstructies vind ik er maar één echt een mooi resultaat opleveren, dat is de DIEP-methode die ook in Erasmus MC op de afdeling Plastische Chirurgie wordt gedaan. Vorig jaar nog een scriptie gelezen van een HBO-V studente die enkele vrouwen interviewde die DIEP hadden ondergaan. Maar die operatie is zeer ingewikkeld, duurt vele uren en levert ook nog een grote buikwond op…. Dus of ik dat er ooit voor over zal hebben, lijkt me zeer de vraag. Het “geweldige gevoel om weer twee eigen borsten te hebben” speelt voor mij ook niet zo, denk ik. Het boek helpt mij overigens ook om aan anderen te laten zien hoe het er bij mij uitziet. En plein public doe je toch niet meteen je bloesje uit, maar dit boek laat ik wel rondgaan bij de koffie. Pien vindt alles “getver goor”, maar dat geldt niet voor de andere mensen die de foto’s zien. Wat is een geweldig idee, een ‘coffee-table book’ over borstkanker!

Vrijdagavond komt Irene langs. Zij was vergeefs naar het bezoekuur gegaan en komt nu dus maar de bloemen in Hekelingen brengen. Met Irene begon ik 26 jaar geleden in Dijkzigt aan de A-opleiding. Sindsdien zijn we elkaar nooit meer uit het oog verloren. Sinds Irene begon met de docentenopleiding op de Hogeschool Rotterdam, komen we elkaar regelmatig tegen in de wandelgangen. Irene werkt als wijkverpleegkundige en voor ze weg gaat vraag ik haar of ze me wil helpen met de wondverzorging. Dat doet ze gelukkig graag. Het plastic ‘plakspul’ waarmee de wond in het ziekenhuis is verbonden broeit en jeukt. Het gaat er moeilijk af, ik ben blij dat Irene me daarmee helpt. De wond zelf ziet er rustig en mooi uit. Mooier dan op sommige foto’s! De wond lekt niet en de wondranden zijn nauwelijks gezwollen. Irene adviseert een hydrofielluier in repen te knippen en die tegen de wond aan te leggen onder de (synthetische) prothese BH. Zo is de wond wat beschermd. De ruwe plekjes van de pleisters zullen met Nestosyl snel genezen. Geloof me, een wijkverpleegkundige heeft altijd gelijk. Binnen twee dagen zijn de jeukende plekken weg. Dan zie je alleen nog wat bloeduitstortingen, wat het gebied een vreemde gele glans geeft. Ook die zullen wel weer wegtrekken.

Arjun ziet de wond die avond voor het eerst. Hij vindt het erg meevallen. Volgens hem lijk ik aan de ene kant wel een jong meisje. Ik zeg: heb jij even mazzel, dan kan je kijken naar de kant die je het meeste aanstaat: of de oude rijpe hangtiet, of het strakke platte meisje! Maar ik ben het wel met hem eens. Zo lelijk is het helemaal niet!

Kort Verblijf

18 mei 2006

uitzicht rotterdam klein.jpgboei.jpg

Heerlijk op één zij geslapen en goed uitgerust wakker geworden. Voel me naar omstandigheden echt prima. Arjun komt voor zijn werk nog even langshollen met de tandpasta die ik vergeten ben. Dankzij hem zit ik om kwart voor acht met de NRC van gisteravond, een kopje koffie en ontbijt voor het raam met uitzicht op de rivier. Zat mijn drain niet in een tasje, dan leek het wel een sterrenhotel! De vriendelijke verpleegkundige die mij gisteren had opgenomen, Marjolein (die vorig jaar haar verkorte HBO-V bij ons op de Hogeschool Rotterdam afrondde) kan haast niet geloven dat ik me zo goed voel. Zij vraagt voorzichtig of ik mezelf kan wassen. Ook dat levert geen problemen op. De rest van de ochtend zit ik voor het raam boeken en kranten te lezen, wat naar muziek te luisteren en ik wandel met mijn tasje over de gang. Heerlijk ontspannen. Het lukt me zelfs om een uurtje aan mijn weblog te typen.

Aan het eind van de ochtend komen twee co-assistenten op visite. De ene maait mijn rechterarm woest op en neer als een groet. Au! Hij deinst achteruit. De ander neemt het over. Allebei kijken ze de hele tijd angstvallig op hun papiertjes, waarop de bijzonderheden van de patiënten staan. ’t Is net een komisch duo en ik moet erg om ze lachen. Ze komen de drain eruit halen, omdat die gedurende 24 uur maar 20 cc heeft geproduceerd. Als ik ze er op wijs, dat ik nog geen 24 uur geleden geopereerd ben en dat er dus nog geen 24 uurs productie bekend is, raken ze van slag. Hun papiertjes bieden geen houvast meer. Dan moeten ze het maar aan de verpleging vragen, stel ik voor. Opgelucht vertrekken ze weer.

Pijnstillers heb ik de hele dag niet nodig gehad. Als de drain vanmiddag niet meer dan 35 cc heeft geproduceerd, mag deze er ook uit. Ik voel me zo goed, dat de verpleegkundigen opperen dat ik dan ook wel naar huis kan. Op de chirurgen hoef ik niet te wachten, die komen nooit langs na de operatie – vertelt verpleegkundige Marjolein. De enige die ik nog wel graag zou zien is de mammacare verpleegkundige. In de folder die ik kreeg wordt over een nurse practitioner mammacare gesproken, maar ik heb haar nog niet gezien. De chirurg heeft ook geen afspraak met haar voorgesteld. Dat is eigenlijk het enige kritiekpunt dat ik op het Havenziekenhuis heb. De NP is vandaag en gisteren echter niet aanwezig, maar er is een fysiotherapeute, Eline, die ook een voorlopige prothese kan verschaffen en wat tips en adviezen kan geven. Die wordt door Marjolein geregeld. Telkens word ik netjes geïnformeerd – echt voorbeeldig allemaal. Ik vind de verpleegkundigen en andere personeelsleden allemaal even keurig en beleefd, ze tonen belangstelling en vragen voorzichtig hoe het met me gaat, maken tijd voor een praatje en besteden aandacht aan mijn gevoelens. Ook als ik ze snikkend om de hals was gevallen, dan hadden ze daar vast niet gek van opgekeken en waren ze daar niet voor weggerend. Maar ze accepteren ook dat ik er heel nuchter mee omga en niet bang ben om naar de wond te kijken. Een eervolle vermelding ook even voor Choumisia, een verpleegkundige van Marokkaanse herkomst – eentje waar wij er op de Hogeschool véél meer van zouden moeten hebben. Ook zij is echt een wandelende reclame voor het vak, zo meelevend én wellevend. 

In de loop van middag wordt duidelijk dat ik naar huis mag. Het is ongelooflijk, 24 uur na zo’n forse ingreep! De chirurg had gesproken over een opname van 3-5 dagen en ik heb gerekend op maandag ontslag, heel misschien zaterdag. Nu wordt het vandaag al, na het bezoekuur omdat Arjun eerst nog de auto thuis moet ophalen. Bij opname had Marjolein al gezegd dat het wel eens voorkwam dat mensen vrijdag al naar huis gingen, maar daar moest ik niet te vast op rekenen. In elk geval sluit de Kort Verblijf afdeling in het weekend, dan zal overplaatsing noodzakelijk zijn. Wat een verschil is dit met mijn vorige opname, nu tien jaar geleden toen ik met een acute buik (door een getordeerd ovarium wegens een gigantische cyste) op 8 Zuid van het toenmalige Dijkzigt ziekenhuis werd opgenomen. Tommy was toen een paar maanden oud en kreeg nog volledige borstvoeding. Het was een rampzalige toestand: met een laparotomie én een laparoscopie kon ik me de eerste dagen amper verroeren, moeizaam schuifelend naar de wc en weer terug. De avond na de OK met overgelopen borsten een broeder gesmeekt of hij me alsjeblieft wilde helpen met afkolven. Ik zal zijn gezicht nooit vergeten, toen ik hem troosstte met de woorden: “het is minder erg dan manueel faeces verwijderen!” Het moet gezegd worden, hij dééd het zonder mopperen. Zelden was ik iemand zo dankbaar als toen. Maar Zuster de Man was onvermurwbaar toen ik zeven dagen later na huis wilde. Na zo’n operatie was ontslag op Dag Acht en niet één dag eerder. Ook de artsen lieten zich maar met de grootst mogelijke moeite overtuigen  van het feit dat ik géén antibiotica wilde. Anders had ik de borstvoeding moeten opgeven en dat wilde ik niet. Van een mede-opname van Tommy was al helemaal geen sprake, dus moest het kind heen en weer gesjouwd worden van ziekenhuis naar thuis in verband met de voeding. En ’s avonds en ’s morgens kreeg hij een flesje afgekolfde melk. Mijn voornaamste observatie van die opname was: in vijftien jaar is er in Dijkzigt helemaal niets, maar dan ook niets veranderd. Zuster de Man was toen ik begin jaren tachtig mijn in service A-opleiding in het AZR deed één van degenen die volledig voldeden aan het stereotype “hoofdzuster”, ook al waren ze toen al op hun retour. Ik heb genoeg met ze overhoop gelegen over onnozele dingen als blote benen, frivool ondergoed of ‘brutaal’ gedrag jegens artsen. Maar het tijdperk van de Zusters de Man, die met ijzeren hand regeerden over de verpleegafdelingen, is voorgoed voorbij. Misschien is dat jammer, omdat de invloed van verpleegkundigen op het reilen en zeilen in het ziekenhuis is afgenomen (ook de specialisten sidderden namelijk voor De Man), maar voor patiënten is het een zegen. Niks geen starheid of botte regeltjes. In het Haven mag je zelfs mobiel bellen.

’s Middags komen Hans en Arjen S op bezoek. Erg gezellig zitten babbelen. Hans neemt op mijn verzoek een grote vaas mee, want er is een boeket bezorgd van het College van Bestuur dat alleen in een emmer past! Ook komen er kaarten en telefoontjes. Na het bezoekuur gaat het verband eraf en zie ik de wond voor het eerst. Het is een forse, horzontale jaap die van mijn rug tot aan het borstbeen loopt. Later zal ik er 30 hechtingen in tellen. De wond ziet er mooi uit (“in chirurgische termen” zoals Marjolein terecht opmerkt). Het verwijderen van de drain is een uiterst onaangenaam, slurpend gevoel. Het lijkt of iemand een mes uit je lijf trekt (althans dat stel ik me voor, heb het nooit bewust meegemaakt natuurlijk), een venijnige stekende pijn. Hij zit er wel zo’n 10 centimeter in! Maar als de drain er eenmaal uit is, is de pijn weg. Het wondje wordt verbonden en zal nauwelijks meer na lekken. Omdat ik meer last heb van de pleisters dan van de wond zelf, vraag ik of de wond niet gewoon onbedekt kan blijven. Maar omdat de wond nog wel wat na kan lekken stelt de verpleegkundige voor om toch maar droog te verbinden. Daarna komt de fysiotherapeute. Ze vindt het ook al bijzonder dat ik mijn arm al 90 graden zijwaarts kan heffen zonder pijn of moeite. Ze meent dat bewegen prima is, zolang ik de pijngrens maar in acht neem. Extra oefenen is niet nodig. Over drie weken wil zij op de poli kijken hoe het gaat. Alles beneden de 90 graden grens kan ik zonder problemen doen: dus gewoon typen, boterhammen snijden, koken enzvoort. Maar geen zware pannen aardappelen af gieten of met boodschappen sjouwen. Aangezien de meeste vrouwen na een borstamputatie geneigd zijn te weinig te bewegen en hun arm angstvallig stil te houden uit angst voor (over)belasting, is
zij tevreden over mijn bewegingsdrang. Wel moet ik goed naar mijn lichaam luisteren, meent zij. Ik vraag haar ook over de gevolgen van een okseltoilet, als ik dat alsnog moet ondergaan. In dat geval zal zij zeker opnieuw langs komen voor gerichte oefeningen. Volgens haar hebben de meeste vrouwen na een okselklierverwijdering géén last van lymfe-oedeem, als zij een paar simpele leefregels in acht nemen. Krijg je dat toch, dan biedt gerichte lymfemassage meestal een uitkomst, en tot slot zijn er ook elastische kousen voor de arm die het oedeem beperken. Dan valt er goed mee te leven, aldus Eline. Mijn angst om, net als mama, veroordeeld te zijn tot een enorme dikke arm, die zij nauwelijks meer kon gebruiken en die dik en nutteloos in een sjaaltje hing, is volgens haar ongegrond. Ook de hevige pijn die mama jarenlang heeft geleden, is nu niet meer aan de orde. Bij mama is er uitereindelijk met zenuwblokkade wel wat verbetering bereikt, maar zij heeft zware pijn geleden en zelfs door de pijnstillers een auto-ongeluk gehad.

Mijn beeld van ‘leven met borstkanker’ is waarschijnlijk te negatief gekleurd door de ervaringen van haar, meer dan 25 jaar geleden. Aan de andere kant: helemaal vertrouw ik de eeuwige optimisten niet. Want een specialist op internet schrijft dat 80% van de vrouwen na een okseltoilet last heeft van lymfe-oedeem. En de ‘leefregeltjes’ die volgens Eline weinig voorstellen, zijn best ingrijpend in het dagelijks leven: je mag nooit meer in je arm geprikt worden, enorm uitkijken met wondjes aan je hand, je mag nooit meer belasten (dus geen tassen of koffers meer dragen) en je moet op vakantie altijd een volledige antibioticum kuur bij je hebben voor de behandeling van lymfangitis.

Priform prothese van AmoenaEline heeft een voorlopige Priform prothese meegenomen, de grootste maat die ze hadden. Het is een soort vederlicht stootkussentje, met een opgewekt foldertje waarin de prachtigste badmode wordt geshowd. Ik probeer mijn nieuwe prothese BH uit. Het gaat best, het lukt me zelfs die BH aan te krijgen en een t-shirt erover heen. Ik vind het resultaat heel aanvaardbaar: in elk geval ben ik niet meer zo asymmetrisch! Het ding lijkt niet echt goed, is wat boller en groter dan de andere kant, maar mijn moeder zou zeggen: “Als je hard loopt, zie je het niet”. Ik laat mijn nieuwe ‘borst’ vol trots aan de verpleging zien en paradeer een beetje in de spiegel. Het valt best mee, mensen.

’s Avonds komen Arian en Eduardo op bezoek en vlak daarop Arjun en Ruben. Ik heb mijn koffer al gepakt en als we beneden koffie hebben gedronken, neem ik afscheid van de verpleegkundigen. Met een welgemeend: “ik hoop dat ik jullie niet terug zie, want dat zou geen goed teken zijn” vertrek ik. De autorit is erg ongemakkelijk omdat ik met drie vazen moet balanceren: ik wilde al die bloemen beslist mee naar huis nemen, maar moet ze in de auto dan wel zoveel mogelijk vasthouden. Ruben is weer naar Delft vertrokken. Thuisgekomen eten we met zijn allen gebak en bewonder ik de vele welkom-thuis boeketten: onze plaatselijke bloemiste Fluitekruid, neemt zelfs al geen bestellingen meer aan omdat al haar bloemen op zijn! boeket.jpg