“Mevrouw, heeft u soms ook een zus?” vraagt de caissière bij Albert Heijn waar ik mijn wekelijkse berg boodschappen sta in te laden. Ik begrijp niet goed wat ze bedoelt en zeg: “Jawel, maar die woont in Rotterdam. Hoezo?” Zij zegt: “Er kwam hier vroeger altijd een vrouw boodschappen doen, zij leek heel erg op u, maar was toch anders. Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien. Ik dacht dat het misschien uw zus was.” Het duurt even voor wat ze zegt tot me doordringt en ik me realiseer dat ze mij bedoelt, maar dan met mijn pruik op! Opeens ben ik mijn eigen zus geworden. Ik vind het een komische gedachte.
Minder komisch is het familiegesprek met Pien als we samen zitten te eten in een eetcafé op de Voorstraat, de Gulle Gaper. Pien gaat ’s avonds optreden met haar blokfluit in en Arjun is er niet. Dus heb ik haar voorgesteld dat we samen uit eten gaan. Het kindermenu bevat een saté variant, waar Pien kritisch naar kijkt als de serveerster het op tafel zet: “Waar is de groente?” informeert ze. Wat een geweldige opvoeding…. maar daar gaat dit stukje niet over. Opeens begint Pien te praten over haar vader. Inmiddels is het bijna een jaar geleden dat ze hem gezien heeft. Op haar verjaardag stuurde hij nog een kaartje, maar dat was het eerste levensteken in 9 maanden. Ze vraagt, wanneer ze haar vader eindelijk weer eens zal zien. Onmogelijke vraag om te beantwoorden. Maar Pien laat zich niet afschepen en wil weten waarom haar vader haar eigenlijk gemaakt heeft, als hij me toch niet meer wil zien? Nu wordt het lastiger. Ik benadruk dat haar vader haar heel graag wilde hebben en ook dolblij was toen zij geboren werd, maar dat hij door zijn ziekte haar nu niet meer kan zien. Pien begrijpt het niet: “als hij verslaafd is, kan hij me toch nog wel zien. Dat kon de vader van Polleke toch ook.” Ik zeg dat haar vader haar liever zo niet onder ogen wil komen, misschien wel als het weer beter met hem gaat. Dat kan ze (terecht) niet begrijpen. Waarom gaat hij dan niet naar zo’n afkickdinges? Ik leg uit, dat het moeilijk is: kijk maar naar mama, die vind het ook moeilijk om van de lekkere hapjes af te blijven terwijl ze wil afvallen (iets waar Pien altijd luidkeels commentaar op levert!). Dan breng ik het gesprek op haarzelf: “waarom is het zo erg voor jou om papa niet meer te zien?” Dan spreekt ze de dramatische woorden: “ik voel me zo leeg van binnen”. Het lijkt wel een aflevering van Goede Tijden Slechte Tijden!
Pien zegt dat Arjun voor haar wel “net als een papa is, maar hij is geen familie. Hij zal nooit mijn papa zijn.” Ik vind het moeilijk te verklaren waar haar plotselinge ‘familie’ gevoel vandaan komt. Pien heeft een hele nauwe, warme band met Arjun al meer dan vijf jaar en toch zegt ze dat ze “wenst om haar papa terug te krijgen”. Ik vind het wonderlijk: zou ze dit nu echt menen, is het echt een onderwerp dat haar bezig houdt, of is het een kopie van die valse soap-emotie? Natuurlijk begrijp ik haar wens om het contact met haar vader te houden / herstellen, mar de wijze waarop ze erover praat, zo haast zonder affect, maakt het bijna ongeloofwaardig – alsof ze een rol speelt. Is het vooral iets om de aandacht mee op zichzelf te vestigen? Of piekert ze er echt over? Doe ik haar onrecht door aan haar verhaal te twijfelen?
Ik herinner me dat kinderen van haar leeftijd vaak spelen met de gedachte dat ze geadopteerd zijn, of te vondeling zijn gelegd. Toen ik zo oud was als zij was ik helemaal idolaat van Afke’s Tiental (van Nienke van Hichtum) – ik adoreerde een romantisch beeld van bittere armoe en kou, rondom de bedstee en de kolenstoof van Us Mem. Maar of dit aan de orde is? Misschien is ze oprecht bezig met haar familie-gevoel. Vandaag vertelde ze me fluisterend, dat ze een vriendje had verteld over mijn kanker. Alsof het een geheim was. Wat daar achter steekt? Je weet het niet.