Archive for maart, 2007

Familie

18 maart 2007

“Mevrouw, heeft u soms ook een zus?” vraagt de caissière bij Albert Heijn waar ik mijn wekelijkse berg boodschappen sta in te laden. Ik begrijp niet goed wat ze bedoelt en zeg: “Jawel, maar die woont in Rotterdam. Hoezo?” Zij zegt: “Er kwam hier vroeger altijd een vrouw boodschappen doen, zij leek heel erg op u, maar was toch anders. Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien. Ik dacht dat het misschien uw zus was.” Het duurt even voor wat ze zegt tot me doordringt en ik me realiseer dat ze mij bedoelt, maar dan met mijn pruik op! Opeens ben ik mijn eigen zus geworden. Ik vind het een komische gedachte.

Minder komisch is het familiegesprek met Pien als we samen zitten te eten in een eetcafé op de Voorstraat, de Gulle Gaper. Pien gaat ’s avonds optreden met haar blokfluit in en Arjun is er niet. Dus  heb ik haar voorgesteld dat we samen uit eten gaan. Het kindermenu bevat een saté variant, waar Pien kritisch naar kijkt als de serveerster het op tafel zet: “Waar is de groente?” informeert ze. Wat een geweldige opvoeding…. maar daar gaat dit stukje niet over. Opeens begint Pien te praten over haar vader. Inmiddels is het bijna een jaar geleden dat ze hem gezien heeft. Op haar verjaardag stuurde hij nog een kaartje, maar dat was het eerste levensteken in 9 maanden. Ze vraagt, wanneer ze haar vader eindelijk weer eens zal zien. Onmogelijke vraag om te beantwoorden. Maar Pien laat zich niet afschepen en wil weten waarom haar vader haar eigenlijk gemaakt heeft, als hij me toch niet meer wil zien? Nu wordt het lastiger. Ik benadruk dat haar vader haar heel graag wilde hebben en ook dolblij was toen zij geboren werd, maar dat hij door zijn ziekte haar nu niet meer kan zien. Pien begrijpt het niet: “als hij verslaafd is, kan hij me toch nog wel zien. Dat kon de vader van Polleke toch ook.” Ik zeg dat haar vader haar liever zo niet onder ogen wil komen, misschien wel als het weer beter met hem gaat. Dat kan ze (terecht) niet begrijpen. Waarom gaat hij dan niet naar zo’n afkickdinges? Ik leg uit, dat het moeilijk is: kijk maar naar mama, die vind het ook moeilijk om van de lekkere hapjes af te blijven terwijl ze wil afvallen (iets waar Pien altijd luidkeels commentaar op levert!). Dan breng ik het gesprek op haarzelf: “waarom is het zo erg voor jou om papa niet meer te zien?” Dan spreekt ze de dramatische woorden: “ik voel me zo leeg van binnen”. Het lijkt wel een aflevering van Goede Tijden Slechte Tijden!

Pien zegt dat Arjun voor haar wel “net als een papa is, maar hij is geen familie. Hij zal nooit mijn papa zijn.” Ik vind het moeilijk te verklaren waar haar plotselinge ‘familie’ gevoel vandaan komt. Pien heeft een hele nauwe, warme band met Arjun al meer dan vijf jaar en toch zegt ze dat ze “wenst om haar papa terug te krijgen”. Ik vind het wonderlijk: zou ze dit nu echt menen, is het echt een onderwerp dat haar bezig houdt, of is het een kopie van die valse soap-emotie? Natuurlijk begrijp ik haar wens om het contact met haar vader te houden / herstellen, mar de wijze waarop ze erover praat, zo haast zonder affect, maakt het bijna ongeloofwaardig – alsof ze een rol speelt. Is het vooral iets om de aandacht mee op zichzelf te vestigen? Of piekert ze er echt over? Doe ik haar onrecht door aan haar verhaal te twijfelen?

Ik herinner me dat kinderen van haar leeftijd vaak spelen met de gedachte dat ze geadopteerd zijn, of te vondeling zijn gelegd. Toen ik zo oud was als zij was ik helemaal idolaat van Afke’s Tiental (van Nienke van Hichtum) – ik adoreerde een romantisch beeld van bittere armoe en kou, rondom de bedstee en de kolenstoof van Us Mem. Maar of dit aan de orde is? Misschien is ze oprecht bezig met haar familie-gevoel. Vandaag vertelde ze me fluisterend, dat ze een vriendje had verteld over mijn kanker. Alsof het een geheim was. Wat daar achter steekt? Je weet het niet.

Een spannende controle

5 maart 2007

Vrijdag moest ik weer naar het ziekenhuis voor de driemaandelijkse controle bij de chirurg. Ik had geprobeerd om eerder te gaan in verband met de pijnklachten bij mijn ribben, maar kon de polikliniek telkens niet bereiken omdat ze continu in gesprek waren. Uiteindelijk maar besloten om de twee weken maar rustig af te wachten. Mijn aanvankelijke paniek gedempt met rationele argumenten. De pijn werd minder, bovendien heb ik toch al last van overbelastingsklachten omdat ik zo krankzinnig hard aan het werk ben. Wie zoekt, zal altijd argumenten vinden om zijn kop in het zand te steken.

Bij de chirurg verteld wat voor klachten ik had. Terwijl ik op de onderzoekstafel lig, port hij in mijn ribbenboog onderaan rechts. AU! Dat doet echt pijn. Hij kijkt bedenkelijk. Er moet een foto worden gemaakt. Meteen. Maar hij moet over 10 minuten het pand verlaten en gaat volgende week op vakantie. Hij belooft dat zijn collega naar de foto zal kijken, zodat ik niet zo lang op de uitslag hoef te wachten.

Met de verwijzing in de hand loop ik naar de röntgenafdeling. Net als de vorige keer zit ik op die bankjes met een verslagen gevoel: het is foute boel. Vast en zeker. Langzaam bekruipt de paniek me. Niet nu! Als ik nu te horen krijg dat er metastasen in mijn ribben zitten, zal ik vast en zeker instorten! Dan komt dat rapport niet meer af deze week! Dan loopt de conferentie in het honderd! Dat is het enige dat ik denken kan. Alsof uitzaaiingen na 19 april wel acceptabel zijn. Doodsangst vertaald naar dagelijkse sores.

Enfin, de foto’s worden gemaakt. De laborant is onhandig en stopt de foto’s in de verkeerde envelop. Op míjn envelop zit een formulier waarop met grote letters staat: RIP. Die afkorting (ruimte innemend proces) is wel erg morbide, vindt u niet? Enfin, die foto’s en dat RIP zijn niet van mij. Er volgt een zoektocht door het ziekenhuis naar de balie Geriatrie om mijn foto’s terug te krijgen. Terug bij mijn eigen poli chirurgie is er niemand meer aanwezig. Geen dokter die naar de foto’s kan kijken. Eindelijk komt er een verpleegkundige, die me voorstelt volgende week met de vervanger van mijn chirurg te bellen. Die arts staat nu op de IC. Mijn angst slaat om in assertiviteit. Zo kan ik het weekend niet in! Ik ben helemaal in de war van de zenuwen. Dan wil ik die foto’s zelf zien!

Maar dat kan de verpleegkundige niet goedkeuren. Gelukkig begrijpt ze, hoe erg ik er aan toe ben. Ze belooft met de foto’s naar de radioloog te lopen om een eerste oordeel van hem te krijgen. Helaas, de radioloog heeft pauze. Het is inmiddels half 1 geworden en ik moet over precies een half uur lesgeven tijdens een internationale Master-cursus. Ik moet dus weg. De stress giert door mijn lijf, ik kalmeer pas weer als ik op de fiets zit en tegen de wind moet inbeulen.

De verpleegkundige houdt woord. Eén minuut voor één belt ze op om te zeggen dat de radioloog niets afwijkends heeft gezien op de thoraxfoto. Maar hij zegt erbij dat als de pijn blijft, ik toch een botscan moet laten maken. Het duurt een paar uur voor de onrust uit mijn lijf weg is. Toch is de stress wel goed voor de kwaliteit van het onderwijs. Ik ben erg op dreef en mijn studenten ook. Een leuke ervaring. Na afloop ben ik helemaal gebroken, fysiek totaal op. Zit als een zombie achter mijn bureau mezelf wijs te maken dat ik daar echt moet wezen.

Hoe dun is het ijs van de ratio op zulke momenten. Zodra ik de chirurg hoor zeggen, dat er een foto moet worden gemaakt, breken de dijken door en word ik door een golf van angst overspoeld. Het kost enorme moeite om mezelf weer onder controle te krijgen. Voel de hele tijd pijn, nu ook op andere plaatsen op mijn borstkas. Puur somatiseren, ongetwijfeld. Maar toch.

De fysiotherapeut vindt het nog meevallen, de stijfheid van mijn schouder en nekspieren. Ik probeer er vreselijk op te letten, tussendoor te rusten en steeds mijn armen los te zwaaien. Komt die pijn daar van daan? Je gaat echt alles geloven.

Maar het concept rapport is af na gisteren 12 uur gewerkt te hebben! Zo langzamerhand hangt die conferentie als een molensteen om mijn nekje. Of drukt als een steen op mijn borst. Kost moeite om ervan te genieten, al probeer ik dat wel. Er is alle reden toe. Zoveel respons, zoveel inschrijvingen en nog 6 weken te gaan.

Hoe dan ook – het gevoel dat het elk moment fout met me af kan lopen, blijft. Zal ik dat ooit nog kwijt raken?