Archive for augustus, 2006

Het Legioen der Dappere Vrouwen

31 augustus 2006

Een vriendin, Marjolijn, stuurde mij een paar weken geleden een opmerkelijk verhaal:

“Ik zat in de trein in een t-shirtje met korte mouwen, met een drukverband (zo’n huidkleurige kous) om mijn rechterarm. Reden daarvoor: een erg pijnlijke val van een trap afgelopen donderdag, waarbij ik gelukkig mijn hoofd nog net wist te beschermen met mijn arm, maar waarbij ik de elleboog daarvan dus ernstig heb gekneusd. Gelukkig niet gebroken; aan de andere kant doet dit zeker zoveel pijn. Inmiddels is de arm erg dik, heeft hij alle kleuren van de regenboog, maar komt de mobiliteit langzaamaan weer terug en het drukverband maakt het mogelijk om toch hele dagen mijn werk te doen achter de computer. Naast mij in de trein zat een mij onbekende, wat oudere vrouw (alles is relatief, ik schat haar eind vijftig). Zij stapte net als ik uit op RAI en toen we min of meer naast elkaar naar de roltrap liepen zei ze spontaan: Dus jij behoort tot het legioen der dappere vrouwen! – met een knikje naar mijn arm in drukverband. Ik had de uitdrukking nog nooit gehoord, sputterde dus iets van dat ik van de trap was gevallen, niks niet dapper of vechtsport of zo. Toen bleek dat ze dacht dat ik borstkanker had gehad met okseltoilet, en de kous droeg vanwege een oedeemarm. Ze vond het juist zo goed dat ik geen enkele poging deed om die kous te verbergen en vandaar die uitdrukking ‘het legioen der dappere vrouwen’: vrouwen met borstkanker, die niet proberen te verbergen wat de fysieke gevolgen ervan zijn, of dat nu een oedeemarm, kaalheid of een prothese is. Ik heb haar geloof ik maar met moeite kunnen overtuigen dat ik toch echt niet die titel verdiende, maar ik moest wel meteen aan jou en ook onze moeders denken.

Is het werkelijk een teken van heldenmoed om je fysieke beperkingen of misvormingen ten gevolge van je kanker open en bloot aan de buitenwereld te tonen? Een soort omkering van het taboe op “de grote ziekte” zoals mensen K nog steeds noemen. Een stigma dat niet verborgen wordt, maar juist ongevraagd wordt tentoongesteld. Is dat nu werkelijk dapper? Ben je moediger zonder pruik dan met? Ik betwijfel het.

In het nieuwe septembernummer van Opzij staat een niets verhullende foto van Karin Spaink. Haar bovenlijf ontbloot, haar (zelf gekozen) schuine litteken prominent in beeld, haar hoofd kaal en haar handen (met fraai gelakte nagels) rusten op haar stokken. Karin is het opperhoofd van het Legioen der Dappere Vrouwen, een legionnair van het eerste uur. Heel Nederland weet ondertussen dat zij borstkanker heeft (naast MS, na een hersenbloeding) en dat haar leven een tranendal is, “waarvan de balans toch positief is”. Ze heeft een column in het Parool, in Medisch Contact, ze komt in Nova, nu weer in de Opzij. Overal brengt ze borstkanker onder de aandacht. En dat is goed, hoogst noodzakelijk. Ze maakt duidelijk dat er veel te weinig aandacht is voor de ziekte. De meest voorkomende kanker in Nederland – nummer 1 killer van vrouwen – vooral van jonge. Duizend diagnoses per maand! Zij pleit voor een grootschalige campagne voor zelfonderzoek van je borsten (tegen de stroom van ‘evidence based’ onderzoekers in die beweren dat de effectiviteit ervan niet bewezen is – zie je nu waarom je nooit op Evidence Based Practice verhalen alléén af moet gaan!). Zij pleit voor meer bewustzijn bij huisartsen die (vooral jonge) vrouwen met een kluitje in het riet sturen omdat het “statistisch gezien” onwaarschijnlijk is blablabla. Dat is allemaal fantastisch en ze heeft groot gelijk. Als BN-er heeft zij de kans om overal over de ziekte te spreken en die grijpt ze. Dat is moedig. Ik bewonder Karin al jaren om haar optimisme, vechtlust en scherpzinnige analyses. Maar toch staat al die demonstratieve dapperheid van dat legioen mij tegen. Alsof ‘open en bloot’ per definitie betere, dapperder manieren zijn om tegen je kanker te vechten dan ‘bedekt en ingetogen’.

Waarom zou het dragen van een prothese of een pruik een vorm van verstoppen zijn?Zelf voel ik geen enkele behoefte aan het verstoppen van mijn ziekte, maar ook niet aan een openbare demonstratie van mijn Kanker. Als een collega-moeder op het schoolplein tegen me zegt, dat ze me haast niet herkende omdat mijn haar zo anders zit, zeg ik gewoon, “ja ik heb mijn lange haar afgeknipt, omdat ik nu een tijdlang een pruik moet dragen.” Maar toch is dat een ander soort openheid dan daar rond gaan lopen met een kale kop. Want, zoals Karin terecht opmerkt, een vrouw met een kale kop is kanker. Dat trekt de aandacht en waarom zou je dat per se willen? Waarom zou een wildvreemde vrouw in de trein aan mij moeten kunnen zien dat ik kanker heb (gehad)? Als ze ziet, dat ik een pruik op heb, mij best – petje af! Maar ik heb geen behoefte aan bewonderende blikken of schouderklopjes over mijn vermeende dapperheid. Alleen omdat ik met een kale kop paradeer? Ik vind mijzelf niet bijzonder dapper. Ik probeer mijn angst te bedwingen, maar ik ben geen held. Wel ben ik er trots op het feit dat ik erin slaag om kanker niet voortdurend in het centrum van ieders aandacht te plaatsen (inclusief in dat van mijzelf). Al die complimenten over hoe geweldig ik er mee om ga, raken me niet echt. Daar gaat mijn ego niet van stralen, maar ik krijg wel een kick als het me lukt iets te doen dat iedereen voor onmogelijk houdt: gewoon verder te leven. Prothese en pruik helpen me dat gewone leven zoveel mogelijk voort te zetten. Door mijn prothese valt mijn verminking niet zo op. Ik schaam me daar niet voor, maar ik hoef er niet voortdurend aan herinnerd te worden en anderen hoeven er niet mee geconfronteerd te worden. Dat is geen ontkenning, noem het liever verplaatsing: de energie die je moet besteden aan het managen van al die aandacht, al die vragen, kan ik nu besteden aan zaken die me energie geven.

Bij Karin valt het misschien niet zo op (zij heeft nauwelijks een boezem), maar door mijn E-cup is ‘zonder prothese lopen’ een statement van jewelste. Ik zie er absurd scheef uit, uit balans. Er zijn tegenwoordig t-shirts voor vrouwen met maar één borst, maar bij mij zou zo iets de aandacht trekken. Is lopen met een één borstig t-shirt ‘dapper’? Of vooral een politieke daad? Vorige week zei Pien tegen mij: “mama, jouw kanker is eigenlijk niet zo heel erg, hè?” Daar was ik blij om, omdat de enorme lading van die ziekte, de schokgolf die het in ons gezin en in de omgeving teweeg heeft gebracht, de bange associatie met ellende en doodgaan, bij haar in elk geval niet meer zo zwaar drukt. Zij is er zeker van dat ik er niet aan dood zal gaan, zei ze. En dat is prima, want ik was dat niet van plan. Zij vindt dat ik buitenshuis die pruik moet opzetten, want anders staat het zo gek. Zelf vergeet ik het soms al om dat ding op te zetten, maar zij herinnert me daar altijd aan. Ik mocht vorige week ook niet met een kale kop gaan zwemmen in het hotel, moest van haar een Buff opzetten. Decorum is voor haar van groot belang. Je ouders zijn al schandelijk genoeg, met hun rare neigingen om je in je billen te willen bijten, hard te lachen of met hun rare grappen. Kinderen vinden het vreselijk als hun ouders opvallen.

Karin Spaink gaat in een column in het Parool tekeer tegen de neiging om “het overwinnen van kanker” tot een uitzonderlijke kwaliteit van een individu te maken. Terecht stelt zij dat het veel meer een kwestie van geluk of domme pech is, of je overleeft of niet. Ieder vecht op zijn manier, en hoewel sommige manieren effectiever zijn dan andere, is het niet primair een kwestie van persoonlijke moed of je strijd su
ccesvol verloopt. Dus waarom zou je dan in je persoonlijke strijd tegen kanker heldendom en openbare roem nastreven? Waarom zo demonstratief met je ziekte te koop lopen? Karin is voor mij een held, omdat ze op háár manier probeert er het beste van te maken, te overleven, een postieve draai aan haar leven te geven ondanks deze zoveelste tegenslag. Maar niet omdat zij met haar litteken pronkt. By the way, dat van mij is écht mooier. Wie het zien wil, moet er maar om vragen!

49

28 augustus 2006

Als ik bijgelovig was, zou ik kunnen verklaren waarom mijn 49e levensjaar geen succes is geworden. Tel 4 plus 9 bij elkaar op en je begrijpt het. Maar dat zou betekenen dat ik van nu af aan elke 9 jaar moet oppassen: ook mijn 58e, 67e, 76e, 85e en 94e levensjaar zijn dan riskant. Gelukkig ben ik niet bijgelovig!

DSC05364.jpg

Vandaag is mijn 50e levensjaar begonnen, dus laten we maar hopen dat dit beter nieuws brengt. We hebben het op kleine schaal gevierd, al hebben heel wat mensen zich de datum van mijn verjaardag herinnerd. Gisteren met gezin en wat bezoek, vandaag met diverse kaarten, telefoontjes en het bezoek van Wigle en Pien’s nichtjes – met een heel klein poesje. Pien was jammer genoeg al sinds zaterdag erg ziek, met hoge koorts en kon dus maar weinig van het feest dat haar nichtjes op bezoek kwamen genieten.

DSC05362.jpg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerlijk gezegd was ik weinig geïnspireerd voor de feestelijkheden. Kon zelfs maar geen cadeaus verzinnen – iets waar ik altijd heel goed in ben en wat ik graag regisseer. Arjun moest er zelfs op aandringen dat ik samen met hem de stad in zou gaan om iets uit te zoeken! Voordat Arjun vrijwillig gaat winkelen moet er heel wat gebeuren. Na enig gepieker had ik bedacht dat ik dan maar een paar ski’s en skischoenen wilde, tenslotte hebben we net weer een wintersportvakantie geboekt met Oud & Nieuw. Ik ben de enige van de familie die geen ski’s heeft. Maar al spoedig bleek dat de sportwinkels nog geen ski’s hebben uitgestald. Samen met Tommy en Arjun heb ik daarom een set schitterende (letterlijk én figuurlijk) oorbellen (diamanten) uitgezocht. Naast ontzettend veel handgemaakte bonbons, bloemen, boeken en de originele cadeaudoos die Tommy voor me had samengesteld (met onder andere Zweedse negerzoenen, fotolijstjes, cactussen en waxinelichtjeshouders) – een mooi, duurzaam aandenken aan deze verjaardag. Op naar de 50.

verjaardag 49-2.jpgverjaardag 49-3.jpg

 

 

 

 

 

 

 

 

Misselijk marchanderen

25 augustus 2006

Eindelijk voel ik me weer wat beter en energieker. De malaise na de vierde kuur duurde ruim een week. Ook mentaal ‘zat ik er doorheen’ zoals dat in slecht Nederlands heet. Ik heb me dagenlang futloos en beroerd gevoeld, bleef misselijk en wee. ’s Avonds om negen uur was ik helemaal op en ging het licht bij me uit. Verder veel last van slijmvliezen, oprispingen, obstipatie of juist diarree, kortom het bekende chemo-gezeur. En steeds maar maalt die gedachte door je hoofd: ik moet NOG een keer. Terwijl ik er bijna ben – je zou ook kunnen zeggen nog één keer- maar ik zie voornamelijk op tegen het feit dat het nóg niet voorbij is. Eén september hangt als een zwarte dreiging in de lucht: dan moet ik alweer naar die ellendige Daniel. Ik ben bang dat de vijfde kuur er nog dieper in zal hakken, dat het herstel dan nog langzamer en moeizamer gaat. Ik voel mijn conditie steeds verder achteruitgaan, het verval is onmiskenbaar. Ik had dit allemaal verwacht, het was allemaal voorspelbaar – en toch valt het tegen. Het belangrijkste gevoel is: ik heb er schoon genoeg van, ik wil dit project afsluiten. En dat kan nog steeds niet. Wanneer is het echt voorbij en is er weer echt sprake vooruitgang: ik durf het nu niet meer te zeggen. Oktober? Of toch pas volgend jaar?

Die chemo is een sluipmoordenaar. Van binnenuit word je uitgehold, langzaam aan vergiftigd. Zo voelt het. Al dat geleuter dat je op o.a. De Amazones leest: “Je moet Chemotherapie zien als je Vriend!” Daar kan ik echt helemaal niets mee. Het doet me denken aan de Rode Boekjes Wijsheid van Mao: “de vijand van mijn vijand is mijn vriend”. Nee, chemotherapie is mijn vriend niet. Het voelt als een pact met de duivel, of in elk geval met een hoogst onbetrouwbare bondgenoot. Die je elk moment in de rug kan steken.

De afgelopen dagen ben ik voor mezelf gaan uitrekenen wat ik er wel niet voor over zou hebben als ik die laatste, vijfde chemokuur niet zou hoeven doen. U denkt dat dit een belachelijke strategie is? Nou, heel wat van mijn collega-onderzoekers bij BMG doen niet anders dan mensen dit soort malle vragen voor leggen: hoeveel gezonde levensjaren bent u bereid op te offeren voor…. Of: hoeveel geld heeft u ervoor over …. Dit soort methodes heet o.a. Time Trade Off en het is een poging om de waarde van bepaalde gezondheidstoestanden of behandelingen in te schatten. De ellende is dat deze vragen door gezonde mensen natuurlijk heel anders worden beoordeeld dan door zieke mensen. Na enig peinzen kwam ik erachter dat ik gezonde levensjaren niet zou willen opofferen in ruil voor die laatste kuur. Tenslotte was het me daar toch allemaal om begonnen. Maar geld…. dat is een ander verhaal. Maandag dacht ik nog dat ik er maximaal € 5.000 voor over zou hebben als ik die laatste kuur niet zou hoeven. Maar vandaag dacht ik al, voor € 10.000 zou ik ook toehappen – al moest ik er een persoonlijke lening voor afsluiten. Zó staat het me tegen. Ik ben dus nog een beetje erger dan die lotgenote die haar oncologe een heel maandsalaris bood: ik heb er een klein auto’tje voor over….

Dit soort berekeningen maak ik vooral om bij mezelf vast te stellen hoe zwaar het me momenteel valt. De twijfels over de zin van dit alles steken weer voortdurend de kop op. De kans dat het allemaal voor niets is, is groter dan de kans dat ik er echt van profiteer en dat helpt niet om mezelf te motiveren. Toch weet ik ook wel dat ik geen moment serieus van plan ben uit de behandeling te stappen. Ik zal afmaken wat ik begonnen ben, maar niet van harte.

Toch, als je alles op een rijtje zet, moet ik vaststellen dat ik toch verschrikkelijk veel geluk heb gehad. Ik ben nog nooit echt ziek geweest. Ik werk nog steeds (al is het met enige moeite) bijna voor de volle 100%. Ik ben naar Kenia op vakantie geweest. Het wordt door iedereen gezien als een wonder. Ik hoor steeds vakaer verhalen van mensen die door die chemotherapie helemaal zijn uitgeschakeld en helemaal tot niets meer komen. De dame naast mij in de stoel (3e FEC) kon amper meer een boodschap doen. Maar toch zat ik te kotsen en zij niet.

Hoe dan ook, de laatste loodjes vallen me zwaar. Mijn positieve energie lijkt een beetje opgebrand. Mijn lichaam kachelt achteruit. En ik moet nog een keer. En daar is geen ontkomen aan: mijn oncoloog is niet omkoopbaar. Nog zeven dagen.

Korte update

18 augustus 2006

In Kenia was het niet gelukt om de laatste twee berichten van Arjun uit Kimilili op de weblog te zetten. Nu heb ik dit verzuim goed gemaakt. U vindt ze onder de resp. data 26 en 28 juli!

Pien en ik maken ons klaar voor een weekendje shoppen in Den Haag, dankzij een genereuze bijdrage van Arjun aan Piens spaarpotje gaat dit zeker lukken! Vandaag staat (in gezelschap van Hans) Madurodam op het programma, waarna we uit eten gaan in Scheveningen. Morgen shoppen, later komt Arjun naar Den Haag fietsen. 

Ik voel mij de laatste dagen niet echt lekker, blijf me wee en misselijk voelen, hoewel ik wel normaal eet en drink. Ook mentaal voel ik me minder opgewekt en sterk, het valt me op het moment allemaal niet mee. Ik hoop volgende week weer zin te hebben deze weblog bij te werken….

En dat was VIER …

14 augustus 2006

Kenia was in één woord fantastisch! Alles is heel goed gegaan, ook met mijn gezondheid. Alle voorzorgspillen zijn ongeopend weer mee teruggekomen! Afgezien van 24 uur reizigersdiarree (maar dat had ik wel verwacht) helemaal nergens last van gehad. Boven verwachting dus…. met als enige downer dat ik geen participerende observatie heb kunnen doen bij de Flying Doctors en het Nairobi Hospital (nummer 6 van de 50 beste Afrikaanse ziekenhuis). Ik zal binnenkort een uitgebreider verslag schrijven van onze safari avonturen, nu heb ik daar even geen zin in.

Gisterochtend vroeg zijn we thuisgekomen na een lange reisdag, engiszins gecompliceerd door de terreurdreiging in Engeland. Aanvankelijk leek het allemaal erger dan het was: wij mochten toch onze handbagage in het vliegtuig meenemen, zelfs de tandpasta en het scheerschuim. Arjun en Marja haalden ons op en toen begon een lange wasdag.

Vandaag was het tijd voor de vierde kuur. Ik zag er enorm tegenop. Bleek niet zonder reden. Op de eerste plaats duurde het allemaal eindeloos omdat bij de buizenpost een storing was ontstaan. Alle bloedbuisjes belandden in de kelder, die was ondergestroomd door de hevige regenval (vandaag is er hier meer dan 37 mm regen gevallen). Na anderhalf uur was er nog geen uitslag, toen maar opnieuw bloed afgenomen. De uitslagen waren prima, dus ik ‘mocht’ aan de chemo. Pas om half 4 aan het infuus gegaan. Bij het tweede zakje moest ik op ijs zuigen om mijn slijmvlies te beschermen. Net als de vorige keer werd ik daar op dat moment misselijk van. Deze keer zelfs een paar keer overgegeven. Voelde me behoorlijk akelig. Na een lange autorit naar huis toch maar wat gegeten omdat je van een lege maag nog misselijker wordt. Maar nu voel ik de moeheid en hoofdpijn toch wel wat toeslaan. Vroeg naar bed lijkt me heerlijk….. dat doen we dus maar. Morgen meer!