Archive for oktober, 2006

Drie en twintig jaar geleden

27 oktober 2006

Vandaag is de dag dat mama overleed, drie en twintig jaar geleden. Net zo’n lange, zwoele ouwewijvenzomer als nu. Maar op donderdag 27 oktober 1983 was het koud en grijs, herfst weer en op mama’s crematie, een paar dagen later, regende het pijpenstelen. Net als op haar crematie draai ik nu Bachs Brandenburgse concerten. Deze keer niet op een LP, maar op CD: The Academy of Ancient Music met authentieke instrumenten o.l.v. Christopher Hogwood. Vergeleken met de oude uitvoering van Barshai een erg snelle en gelikte uitvoering, die uit je boxen knalt. Misschien wel symbolisch voor het verschil tussen toen en nu. Vandaag sta ik even stil bij alle dierbaren die er waren op mama’s crematie, maar die nu dood zijn: niet alleen mama, maar ook Jetske, oma, tante Nel, oom Jan H.

Van mama’s sterfbed kan ik me nog wel details herinneren. Toen ze in augustus uit het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis werd ontslagen, hadden de artsen verwacht dat ze binnen enkele weken zou overlijden. Maar het werden er meer dan tien. Tegen alle verwachting in knapte ze thuis weer op, deed oefeningen met een zak met kranten op de bank om haar beenspieren te oefenen. Ze kon al snel weer de trap op en af, we zaten in de zon op het terras en dronken koffie. We gingen wandelen in het bos of rijden over de Hoge Veluwe. Soms waren we er alle vier, vaak zorgden we om beurten voor haar. De laatste week was de beurt aan Jetske. Het weekend was mama al duidelijk slechter aan het worden. Toch ging ik terug naar Rotterdam, omdat ik in het Sophia een cursusweek had van de opleiding kinderverpleegkundige. Tijdens de les over aangeboren hartafwijkingen werd ik op woensdagmorgen opgeroepen door Ine, mijn docent: Jetske belde in paniek op dat we allemaal direct moesten komen. In mama’s auto reden Tjeerd, Arian en ik reden met hoge snelheid over de A16 naar Oosterbeek. Die angst, de zenuwen of we wel op tijd zouden komen – zich vertalend in fysieke buikpijn. Altijd als ik over die weg rijd, zo ter hoogte van de afslag naar Tiel, moet ik daaraan terugdenken. En toen, rond een uur of twee stonden we alle vier naast haar bed. Mama lag daar bleek, geel en mager met gesloten ogen, maar ze had nog de kracht haar ogen op te slaan en commentaar op ons te leveren: “Wat staan jullie daar nou? Ik ga heus nog niet dood hoor!” Dat zijn de laatste woorden die ik me van haar kan herinneren. Niet bepaald een afscheid, maar wel helemaal in haar geest. Later die dag sukkelde ze in coma en is toen dezelfde nacht overleden. Ik zat naast haar, toen ze de laatste adem uitblies en uit het leven weggleed. Zo rustig, zo stil. En wij bleven achter, met alles wat we toen nog niet wisten of konden vermoeden: de eindeloze nasleep van de erfenis die niet kon worden afgehandeld omdat onze vader er beslag op had laten leggen, de rechtszaken, alle zorgen die het verdriet over mama jarenlang overstemden.

Bijna een kwart eeuw later en ik ben zelf moeder én borstkankerpatiënt. Haar pruik leek op de mijne. Mijn kinderen lijken op de hare. Maar toch: alles is anders voor mij dan toen voor haar. Dat moet ik blijven herhalen. Wel herken ik veel van mezelf en mijn eigen reacties op mijn ziekte in haar. Net als zij voel ik er niets voor om er veel over te praten, of mezelf erover te beklagen. Net als zij kom ik op anderen hard en soms cynisch over. Wij zijn geen mensen voor sentimentaliteit of subtiliteit. Niet opgeven, in actie blijven en doorgaan tot het bittere eind. Maar ook gesloten en stuurs zijn. Ik herinner me hoe moeilijk ik het vond om te accepteren dat mama nooit met ons over haar naderend einde sprak, niet eens de ‘praktische’ zaken wilde zij regelen. Ik herinner me hoe ik vlak voor haar dood eens wanhopig uitriep: “maar mama, ook jij kan toch onder een auto komen!” Maar waarschijnlijk was het wel té moeilijk en pijnlijk voor haar, om zulke zaken met haar eigen kinderen te bespreken. En wat ik ook herken: haar werklust en haar plichtsbesef. Toen ze overleed had ze nog vijftig vakantiedagen openstaan en naar ons idee te weinig van het leven genoten. Ik heb me toen heilig voorgenomen dat het mij niet zo zou vergaan. Maar of me dat lukt, is helemaal de vraag. Want ook in dat opzicht lijk ik sprekend op haar.

Dat kan alleen in Amsterdam

26 oktober 2006

Hans stuurt mij om twee uur ’s nachts een mail: “Net had ik trouwens een magische ervaring. Ik fiets om half twee ’s nachts naar huis van het Bimhuis en wie zie ik door het raam van het Sarphatihuis op zijn eentje in de kantine zitten: Ramses Shaffy. Dat maak je alleen in Amsterdam mee, waar het zoals bekend stil is als de mensen zijn gaan slapen. De documentaire ‘Shaffy’ is een aanrader, ook als je nooit wat met Shaffy had.”

Natuurlijk heb ik wat met Ramses, mijn oma had vroeger een EP van hem en Arian en ik draaiden die grijs (net als Malando) op de Telefunken als we bij haar logeerden – elke paas- en kerstvakantie. ‘Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy, want daar is de blauwe luuuuuuucht.’ Een paar jaar geleden kocht ik een CD met zijn grootste hits, en we hebben die veel in de auto gedraaid op weg naar Italië. De kinderen konden niet alleen de Shaffy cantate (lalalalalaaaaaa) maar ook alle liedjes meezingen. We zongen keihard ‘Kom lieve lieve’ tegen een Italiaan op straat. Ooit stonden we uren in de file voor de Gotthard tunnel met zijn allen “Zing vecht huil bid lach werk en bewonder” te brullen. Dat lied mag je op mijn begrafenis draaien!

Herfst

25 oktober 2006

Met een sluimerende verkoudheid die maar niet echt door wil zetten (waarvoor dank aan mijn geteisterde immuunsysteem) en buiten storm die de pannen van het dak deed waaien, heeft de herfst nu echt definitief de laatste restjes zomer verjaagd in Hekelingen. Voor vandaag is regen voorspeld, maar het is vooralsnog mist. Mij deert het niet veel. Eindelijk, eindelijk de tijd om dagelijks 6 of meer uur ongestoord aan mijn rapport over de eerste fase Op Eigen Benen te schrijven. Dat is sinds de voorjaarsvakantie niet meer mogelijk geweest. Ik begon er behoorlijk zenuwachtig van te worden. Het had al een jaar geleden af zullen zijn. Maar toen zaten we op Sicilië. Ik heb er sindsdien wel af en toe aan gewerkt, maar om zo’n kwalitatieve analyse goed te kunnen doen moet je je ongestoord dagenlang kunnen onderdompelen in de data. Dat kan nu en het geeft een heel prettig gevoel.

Pien is een paar dagen gaan logeren bij een vriendinnetje van de hockey en dat beviel haar zo goed, dat ze vandaag nog een dagje gaat. Hier is het dus heerlijk rustig. Gisteravond kwam Jan op bezoek, we hebben lekker gegeten, de wereld in Zuidwijk en Hekelingen doorgenomen en de fles uit Umbrië soldaat gemaakt. Elke avond gaan Arjun en ik een uur of langer voor de buis zitten (!) om naar telkens een nieuwe aflevering van de serie Heimat 1 te kijken. In plaats van op vakantie gaan wij deze herfstvakantie dus naar Hunsrück. Voor wie het nog niet gezien heeft: wij bevelen hem van harte aan. En je kunt hem voor € 1,15 huren bij de Openbare Bibliotheek, waar ze ook al gratis boeken uitdelen deze weken.

En dan kan ik ’s morgens ook nog een beetje uitslapen, voor zover dat lukt, en een paar broodnodige klusjes doen (zoals het uitbreiden van de boekenkast en een nieuwe matras voor Piens bed kopen, het oplossen van het probleem dat een keukenla is geblokkeerd) en een paar kleine activiteiten ondernemen, zoals naar de Kunsthal afgelopen zondag. Wat is het toch onbegrijpelijk dat die armoedige tent van Koolhaas zo geroemd wordt, dat hij in alle architectuurgidsen is opgenomen en de architect zelfs tot de 100 meest invloedrijke kunstenaars ter wereld wordt gerekend. Er klopt werkelijk niets aan dat gebouw. De entree is nauw, wegstopt in een tochtgat. Rijen mensen staan zich te verdringen om zich naar binnen en naar buiten te persen. Ook de tentoonstellingen hebben een armetierige uitstraling, die zelfs het monumentale werk van Henry Moore niet kan wegnemen. Bij de (levensgrote) dinosaurussen een oorverdovend gegil van kinderen, dankzij de ramzalige akoestiek van dat gebouw waande je je werkelijk in de oertijd. Maar goed, het maakt niet uit. Dat ik weer even tijd en zin heb voor zulke dingen, geeft een heerlijk voldaan gevoel. Echt vakantie!

Rustig…

24 oktober 2006

Vorige week maandag was weer een dagje Havenziekenhuis. ’s Ochtends bij de chirurg, die opgelucht was om te zien dat het ontstekingsproces van de vorige week had geleid tot abcesvorming. In het weekend was het abces spontaan open gegaan, met wat plaatselijk manipuleren kwam er aardig wat pus en wondvocht uit. Direct daarna was de zwelling al geslonken, en de roodheid was ook al grotendeels verdwenen. In de loop van de voorgaande week was het steeds duidelijker geworden dat het een steenpuistachtige ontsteking was, mijn angst voor een recidief bleek misplaatst. Maar ook de chirurg vond het vreemd dat deze ontsteking zomaar uit het niets ontstaan was, maanden na de operatie en na een zeer voorspoedige wondgenezing. Ik moet voorlopig onder regelmatige controle blijven en zelf in de gaten houden of het laatste restje knobbel helemaal verdwijnt. 

Op het punt van een recidief ben ik nu wel geheel gerustgesteld, maar mijn lichaam blijft zich verraderlijk opstellen. Ik heb de laatste dagen pijn op / in mijn rug ter hoogte van de onderkant van mijn ribbenboog rechts. Ik kan me niet herinneren me gestoten te hebben, er is ook niets te zien. Is het spierpijn? Of iets in het bot? De gedachte aan een ribmetastase dringt zich meteen op, al druk ik die hardhandig de kop in. Wat een elledig gesukkel, ik wil er eigenlijk niets van weten. Hopelijk gaat de pijn gewoon over. Ik besef me nu, dat dit voorgoed zal blijven: deze voortdurend sluimerende angst voor terugkomst, uitzaaiingen, dood en verderf. Je bent de onschuld voorbij. Ergens maakt me dat somber.

’s Middags was er een themabijeenkomst in het Havenziekenhuis. De NP had mij gestrikt om daaraan een bijdrage aan te leveren. Het onderwerp was ‘kanker en seksualiteit’ en daarvoor was geen lotgenoot als spreker te vinden. Ik grapte nog: daar ben je snel over uitgesproken, want de seks is niets meer na kanker’. Het bleek dat je daar met gemak een hele middag over vol kunt praten. Alleen de seksuologe was al een uur aan het woord – iets dat mij ergerde omdat er daardoor veel minder ruimte was voor de ervaringsdeskundigen. Voor mij, meestal in de rol van deskundige en niet als patiënt, een belangrijke les: beperk je bijdrage zoveel mogelijk. Het is echt niet nodig om aan een zaal vol borstkankerpatiënten te vertellen wat de gevolgen van alle behandelingen zijn. Dat weten ze zelf maar al te goed. Maar goed, mijn eigen bijdrage riep veel herkenning en imstemming op. Ik zal daaraan een apart stukje op deze weblog wijden.

Van te voren had ik uitgebreid gesproken met een lotgenote, die ook haar verhaal deed. De verschillen tussen haar en mij konden niet groter zijn. Zij is al bijna tien jaar patiënte, leeft met een uitzaaiing onder het borstbeen (die zich door voortdurende behandeling met hormonen rustig houdt). Haar werk heeft ze opgegeven wegens chronische vermoeidheid, zij zit nu in de WAO. Haar relatie en zelfs haar seksuele relatie is beter dan ooit, heeft zich verdiept. Eén zin van haar verhaal heeft me getroffen: door de ervaring met kanker heeft zij rust gevonden, is zij rustig geworden. Bij mij is daar absoluut geen sprake van. De kanker heeft mijn gemoedsrust en de relaties met mijn dierbaren juist verstoord en de onzekerheid van de toekomst maakt me onrustig. Mijn verminderde energieniveau legt mij op dat ik het rustiger aan moet doen. Maar ik voel juist geen innerlijke verstilling, maar een drang tot handelen – nu het nog kan.

Tachtig jaar

11 oktober 2006

Vandaag zou mama tachtig geworden zijn. Ik dacht per abuis dat 1927 haar geboortejaar was, maar het is 1926. Tachtig jaar geleden werd ze geboren in Betondorp, en 23 jaar geleden stierf ze twee weken na haar 57e verjaardag, in deze borstkankermaand, oktober. Het was toen net zo’n warme ouwewijven nazomer als nu.

Juist op haar verjaardag kwam er een brief van Klinische Genetica met de uitslag van de DNA-test. Hoe het mogelijk is, weet ik niet, maar ik heb de brief gelezen zonder te zien wat erin stond. Ik zag alleen dat de uitslag er was en dat ik over een maand word verwacht voor een afspraak. Ik dacht wel even: wat gek, zo lang wachten, maar verder niet. Pas in tweede instantie las ik de zin: “DNA onderzoek bij u toonde met de huidige technieken geen ziekteveroorzakende veranderingen aan in het BRCA1 en BRCA2 -gen.” Dat is dus goed nieuws en bespaart me in elk geval de stress van nieuwe operaties: ik hoef nu geen preventieve borstamputatie te ondergaan en kan mijn eierstokken behouden. Het betekent niet dat er géén erfelijke borstkanker is, maar wel dat het met de huidige middelen niet is vast te stellen. Tijdens het gesprek op 15 november zal mij waarschijnlijk gevraagd worden of ze het bloed mogen bewaren voor de toekomst, wanneer er weer nieuwe mogelijkheden zijn. Alle ‘oude’ gevallen worden dan weer getest. In elk geval brengt deze goede uitslag weer enige rust in mijn gemoed.

De rode bobbel en ontsteking zitten er nog steeds, het lijkt ’s ochtends wat rustiger dan ’s avonds. Ook lijkt er een abces te zijn, je ziet als je erop drukt duidelijk een witte verkleuring. Rondom de bobbel is de huid verdikt, er lijkt zich vocht opgehoopt te hebben. Het dragen van de prothese is moeilijk geworden: het doet ’s avonds te veel zeer. De pijn is lokaal, gelukkig word ik er verder niet teveel door gehinderd. Maar ik zie geen duidelijke verbetering door de antibiotica die ik braaf slik. Ik aarzel of ik tot maandag zal wachten, als ik een afspraak heb of toch morgen of overmorgen al langs moet gaan in het ziekenhuis.

Een ontsteking? Of toch???

9 oktober 2006

Vanmorgen langs gegaan bij het Havenziekenhuis. De chirurg en de NP hebben naar de wond gekeken, de vreemde rode bult betast. Het is duidelijk een ontsteking, aldus de chirurg. Maar van wat? Hoe kan een ontsteking zich daar nestelen? De wond is al maanden dicht. De chirurg weet het ook niet. Het lijkt hem niet waarschijnlijk dat er sprake is van iets ernstigs, maar hij kan het ook niet uitsluiten. Na zo’n ruime excisie van de tumor, en volledig schone snijvlakken is zijn eerste gedachte niet dat er sprake is van een recidief (een nieuwe tumor op dezelfde plek). Dat zie je soms wel bij een borstsparende ingreep, maar zo snel al bij een totale mamma-amputatie? Hij denkt niet dat het dat is. Maar het moet wel worden uitgesloten.

Diagnostiek met behulp van een echo levert op dit moment niets op. Een punctie nemen uit de knobbel (om de cellen te kunnen typeren) is niet verstandig als er sprake is van een infectie. Hij stelt voor eerst vijf dagen antibiotica te slikken (Augmentin). Als ik meld dat ik gisteren de laatste ciprofloxacine heb geslikt vanwege een blaasontsteking, fronst hij wel even. Maar dat middel helpt misschien onvoldoende tegen stafylococcen… Er wordt afgesproken dat ik in principe over een week terug kom, tenzij de zwelling en pijn niet binnen enkele dagen verminderen. Na een week zal hij verder kijken door middel van een punctie.

Ik houd mezelf voor dat het niets ernstigs is. Maar ik heb wel pijn, die uitstraalt naar mijn schouder en naar de ribben. Of lijkt dat maar zo, omdat de zwelling voor een meer beperkte bewegingsvrijheid zorgen? Wel ironisch dat dit gebeurt op het moment dat ik mij net had voorgenomen de knop naar ‘gezond’ om te zetten. Overmoed?

Ondertussen mij nog door de nurse practitioner laten strikken voor haar symposium in het kader van de Borstkankermaand: volgende week. Ze had nog iemand nodig die vanuit patiëntenperspectief kon praten over ‘Borstkanker en Seksualiteit’. Nou daar ben ik gauw over uitgepraat, grapte ik nog. We kunnen daar kort over zijn: borstkanker betekent einde seksualiteit, weg libido. Ik heb het in de Daniel wel eens ter sprake gebracht bij de oncoloog en bij de verpleegkundigen bij de dagbehandeling, maar geen enkele zorgverlener is er ooit op ingegaan. Ze mompelen allemaal: “ja dat hoor je veel” en zwijgen dan. Blijkbaar is het onvermijdelijk, zoals je haaruitval. Waar ze overigens wél uitgebreid met je over praten. Ach, zo’n taboe wil ik best helpen doorbreken. Maar dan moet er verder niets aan de hand zijn. Want de gedachte aan écht slecht nieuws, die kan ik gewoon niet toelaten.

Droomvlucht

8 oktober 2006

Gisteren een lange dag doorgebracht in de Efteling met Elly en haar kids Maaike en Jacco, Tommy en Pien. Gelukkig was het weer fantastisch, een schitterende herfstzon en geen druppel regen. De wachttijden bij de attracties vielen mee (behalve voor de Droomvlucht die we dus maar hebben overgeslagen), wat betekende dat de kinderen erg veel attracties konden bezoeken en dus zeer content waren. Ook met elkaar hebben de kinderen zich geweldig vermaakt. Grappig om te zien dat de Python en de Vogel Rok favoriet waren, maar dat ze eigenlijk de meeste lol hadden in de kinderachtige ‘traptreintjes’! Elly en ik hebben net als alle andere ouders de dag grotendeels doorgebracht op bankjes, wat met dit weer geen straf was en met koffie drinken. Op de Pirana, de Fata Morgana en de Villa Volta (maar dat was een vergissing) na, hebben wij ons van alle misselijkmakende schommelboten en achtbanen weten te drukken. Toch ben ik na zo’n dag gesloopt en erg vermoeid, terwijl ik behalve er naar toe rijden en een beetje door het bos wandelen niets heb uitgevoerd. Gelukkig had Gerard ’s avonds pannenkoeken gebakken bij onze terugkeer, die we enkel nog hoefden op te eten en waren Tommy en Pien voor hun doen redelijk gedwee bij het naar bed gaan. Zij waren ook doodop. Afgezien van wat gemorrel bij het vertrek uit het pretpark, hebben zij zich voorbeeldig gedragen. Tommy heeft zelfs gisteravond de hele avond piano gespeeld!

Toen ik met Tommy in bad lag gisteravond, voelde ik opeens een knobbeltje onder het litteken van mijn borst, vlak naast mijn borstbeen. Aan de buitenkant ziet het litteken er daar wat rood en gezwollen uit en je voelt duidelijk een verdikking. Ik denk niet dat het echt iets ernstigs is, dat kán volgens mij niet. Er is geen borstweefsel meer over, dus er kan toch geen nieuwe tumor groeien, zou je zeggen. Maar wat is het dan wel? Een fibroompje, een cyste? Ik zal morgen de chirurg bellen en proberen een afspraak te maken.

Tommy was er erg bezorgd over, ik had er meteen spijt van dat ik het hem had verteld. Hij wilde voelen of het vast zat en het viel me op dat hij er zo serieus mee aan de slag ging. Hij praat nooit over mijn ziekt,e maar misschien houdt hem toch wel bezig. Eigenlijk heb ik de laatste weken wel vaker last van pijn in mijn borstspier, of onder het litteken. ’s Avonds voel ik vaak behoefte om de prothese en de BH uit te doen. Ik weet niet zo goed waar de pijn vandaan komt:  is het de spier? Of het bot? Of misschien toch ‘gewoon’ overbelasting? Want na een lange, vermoeiende dag heb ik er meer last van dan anders. En moe, dat ben ik vaak – al geef ik er niet teveel aan toe, geheel in lijn met de adviezen voor chronische vermoeidheidspatiënten: actief zijn en blijven.

Ik word er toch wel somber van, van dat voortdurende gehannes met mijn lijf. Zou dat ooit nog over gaan? Waarschijnlijk niet. Ik kan nog zo hard roepen dat ik weer gezond ben, maar diep van binnen weet ik wel beter: van dat falende lichaam kom ik niet meer af.

Ik las gisteren in de Efteling en voor het slapen gaan een prachtig boek, ‘Alleman’ van Philip Roth. De worsteling met het lichaam en het ouder worden is heel mooi beschreven, vol mededogen, maar ook heel tastbaar: medisch ingrijpen om de dood af te wenden (er wordt en passant heel wat gedotterd, bypasses, stents en defibrillatoren geplaatst), angst voor verval, maar toch onvermijdelijk en onverwacht: de dood. Het boek begint al op het kerkhof. Tussendoor blikt een hele gewone man terug op zijn leven, ontroerend in zijn alledaagsheid: liefdes, huwelijken, vergissingen. Alleen zijn dochter is geen vergissing. Roth kende ik eigenlijk alleen van Portnoy’s Complaint, het beroemde verhaal over een erotomane jood. De Morgen kopte in een recensie over ‘Alleman’: Na Eros de Thanatos. Een sombere gedachte drong zich onmiddellijk bij mij op: zo is het bij mij – met Eros is het niets meer en wordt het ook vast niets meer, wat mij nog rest is Thanatos.

Arjun zei vanmorgen dat ik cynischer ben geworden. Dat is zo. Mijn gevoel is zo hard als een knobbel, zullen we maar zeggen.

Kramp!

2 oktober 2006

Kwart voor zes zondagavond: plotseling kondigt zich een felle kramp in mijn onderbuik aan, een heftige pijn straalt uit naar mijn rug. Het is erg hevig en overvalt me volkomen. Op de WC voel ik sterke aandrang en pijn bij het plassen: een acute blaasontsteking die opgestegen is naar mijn nierbekken?? De pijn gaat niet weg en met de grootste moeite sleep ik me naar een warm bad. Ik hoop dat de pijn in het warme water zal wegtrekken. Maar dat gebeurt niet: ik blijf koliekachtige pijn houden in onderbuik en rug. Moet steeds plassen en zit dan dubbelgevouwen op het toilet te kreunen. Lijkt wel of ik aan het bevallen ben! Voel me afschuwelijk. Even slaat de paniek toe: dit is geen gewone ‘pijn bij het plassen’: vast en zeker zit mijn hele buik vol met metastasen en heeft mijn laatste uurtje geslagen. Het is onzin en ik weet het. Met de grootste moeite mijn gekerm en krampachtige paniekgepieker onderdrukt. Ik kruip met hete kruik en de elektrische deken op de hoogste stand in bed en probeer een boek te lezen om mezelf af te leiden. Maar de pijn blijft.

Arjun draaft op en neer, onderzoekt de NHG standaard op internet voor acute cystitis en haalt de medicijnvoorraad overhoop. Godzijdank ligt daar nog een breed spectrum antibioticum kuur die mijn oncoloog me mee naar Kenia had gegeven, maar die ik daar niet nodig had. Op de bijsluiter staan allerlei vreselijke bijwerkingen en ik weet dat dit het middel is waar Josephine’s moeder van in een acuut delier is geschoten. Maar het is een paardenmiddel en wordt bij acute blaasontsteking voorgeschreven. Bovendien kan ik met deze pijn niet tot morgenochtend wachten en is mijn eigen huisarts op vakantie. Dan maar zelf dokteren. Ik slik de eerste ciprofloxacine, gevolgd door een hoge dosis iboprufen (pijnstiller). Een uur later is de pijn weg, even plotseling als die is gekomen. Kramp voorbij, paniek weer weg. Nog zeven dagen pillen slikken, ‘t was vast mijn straf voor de overmoedige uitspraak dat ik vijf chemokuren zonder infecties was doorgekomen.