Vandaag is de dag dat mama overleed, drie en twintig jaar geleden. Net zo’n lange, zwoele ouwewijvenzomer als nu. Maar op donderdag 27 oktober 1983 was het koud en grijs, herfst weer en op mama’s crematie, een paar dagen later, regende het pijpenstelen. Net als op haar crematie draai ik nu Bachs Brandenburgse concerten. Deze keer niet op een LP, maar op CD: The Academy of Ancient Music met authentieke instrumenten o.l.v. Christopher Hogwood. Vergeleken met de oude uitvoering van Barshai een erg snelle en gelikte uitvoering, die uit je boxen knalt. Misschien wel symbolisch voor het verschil tussen toen en nu. Vandaag sta ik even stil bij alle dierbaren die er waren op mama’s crematie, maar die nu dood zijn: niet alleen mama, maar ook Jetske, oma, tante Nel, oom Jan H.
Van mama’s sterfbed kan ik me nog wel details herinneren. Toen ze in augustus uit het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis werd ontslagen, hadden de artsen verwacht dat ze binnen enkele weken zou overlijden. Maar het werden er meer dan tien. Tegen alle verwachting in knapte ze thuis weer op, deed oefeningen met een zak met kranten op de bank om haar beenspieren te oefenen. Ze kon al snel weer de trap op en af, we zaten in de zon op het terras en dronken koffie. We gingen wandelen in het bos of rijden over de Hoge Veluwe. Soms waren we er alle vier, vaak zorgden we om beurten voor haar. De laatste week was de beurt aan Jetske. Het weekend was mama al duidelijk slechter aan het worden. Toch ging ik terug naar Rotterdam, omdat ik in het Sophia een cursusweek had van de opleiding kinderverpleegkundige. Tijdens de les over aangeboren hartafwijkingen werd ik op woensdagmorgen opgeroepen door Ine, mijn docent: Jetske belde in paniek op dat we allemaal direct moesten komen. In mama’s auto reden Tjeerd, Arian en ik reden met hoge snelheid over de A16 naar Oosterbeek. Die angst, de zenuwen of we wel op tijd zouden komen – zich vertalend in fysieke buikpijn. Altijd als ik over die weg rijd, zo ter hoogte van de afslag naar Tiel, moet ik daaraan terugdenken. En toen, rond een uur of twee stonden we alle vier naast haar bed. Mama lag daar bleek, geel en mager met gesloten ogen, maar ze had nog de kracht haar ogen op te slaan en commentaar op ons te leveren: “Wat staan jullie daar nou? Ik ga heus nog niet dood hoor!” Dat zijn de laatste woorden die ik me van haar kan herinneren. Niet bepaald een afscheid, maar wel helemaal in haar geest. Later die dag sukkelde ze in coma en is toen dezelfde nacht overleden. Ik zat naast haar, toen ze de laatste adem uitblies en uit het leven weggleed. Zo rustig, zo stil. En wij bleven achter, met alles wat we toen nog niet wisten of konden vermoeden: de eindeloze nasleep van de erfenis die niet kon worden afgehandeld omdat onze vader er beslag op had laten leggen, de rechtszaken, alle zorgen die het verdriet over mama jarenlang overstemden.
Bijna een kwart eeuw later en ik ben zelf moeder én borstkankerpatiënt. Haar pruik leek op de mijne. Mijn kinderen lijken op de hare. Maar toch: alles is anders voor mij dan toen voor haar. Dat moet ik blijven herhalen. Wel herken ik veel van mezelf en mijn eigen reacties op mijn ziekte in haar. Net als zij voel ik er niets voor om er veel over te praten, of mezelf erover te beklagen. Net als zij kom ik op anderen hard en soms cynisch over. Wij zijn geen mensen voor sentimentaliteit of subtiliteit. Niet opgeven, in actie blijven en doorgaan tot het bittere eind. Maar ook gesloten en stuurs zijn. Ik herinner me hoe moeilijk ik het vond om te accepteren dat mama nooit met ons over haar naderend einde sprak, niet eens de ‘praktische’ zaken wilde zij regelen. Ik herinner me hoe ik vlak voor haar dood eens wanhopig uitriep: “maar mama, ook jij kan toch onder een auto komen!” Maar waarschijnlijk was het wel té moeilijk en pijnlijk voor haar, om zulke zaken met haar eigen kinderen te bespreken. En wat ik ook herken: haar werklust en haar plichtsbesef. Toen ze overleed had ze nog vijftig vakantiedagen openstaan en naar ons idee te weinig van het leven genoten. Ik heb me toen heilig voorgenomen dat het mij niet zo zou vergaan. Maar of me dat lukt, is helemaal de vraag. Want ook in dat opzicht lijk ik sprekend op haar.