Vandaag is het precies twee jaar geleden dat ik werd geopereerd voor borstkanker. Eigenlijk is het meest bijzondere nog, dat ik er een beetje moeite voor moet doen om te gedenken: want het bewustzijn kankerpatiënt te zijn is grotendeels uit mijn leven verdwenen. Niet dat het er helemaal niet meer is, maar het is (gelukkig!) helemaal op de achtergrond verdwenen. Toen het twee jaar geleden was dat ik het knobbeltje voelde, de week van Koninginnedag, heb ik zelfs helemaal niet meer aan gedacht. Pas toen ik weer bij de chirurg kwam op 9 mei, realiseerde ik me dat het allemaal al weer twee jaar geleden was gebeurd. Ik ben er blij om dat dit allemaal niet zo’n grote rol speelt in mijn leven. Het is een goed teken, het bewijs voor mezelf dat ik deze transitie goed heb afgerond.
Natuurlijk betekent dat niet, dat er niets veranderd is in mijn leven en dat alles op de oude voet is doorgegaan. Ogenschijnlijk lijkt dat misschien zo, omdat ik weer even hard werk, ren en regel als voorheen. Me weer net zo druk maak over zaken die toch wezenlijk van ondergeschikt belang zijn. Diep van binnen weet ik dat er toch van alles is veranderd in mijn perspectief, in mijn gemoed en in mijn lichaam. Er hoeft maar íets te gebeuren, of de zorg en angst voor uitzaaiiingen laait weer op. En als ik weer een verhaal hoor van anderen, grijpt me dat weer even bij de strot. Dan komt kanker weer akelig dichtbij. Verdringing is op zo’n moment een heilzaam mechanisme. Ik geloof daarin. Je wentelen in emoties zoals een favoriete bezigheid lijkt te zijn van vrouwen in onze cultuur, vind ik helemaal niets. Waar zou dat toch vandaan komen? Over de hele wereld zijn vrouwen bikkels, het harde geslacht dat altijd alle klappen opvangt en een enorme veerkracht aan de dag legt. Maar onze vrouwen zijn eerder tobbers dan knokkers. Lees maar wat Mariet Hagedoorn, hoogleraar Gezondheidspsychologie aan het UMC in Groningen zegt (persbericht 18 maart 2008): ‘In praktische termen betekent dit dat vrouwen met borstkanker gemiddeld genomen meer depressieve gevoelens ervaren dan hun partners. Ook ervaren de vrouwelijke partners van mannen met prostaatkanker gemiddeld genomen meer depressieve gevoelens dan de mannen met kanker. In beide voorbeelden zijn het dus de vrouwen die meer depressieve gevoelens ervaren’, aldus Hagedoorn.
Er is ook goed nieuws. De algemene aanname is dat de diagnose kanker gepaard gaat met veel en ernstige depressieve gevoelens. Uit het onderzoek blijkt dat de ernst van de depressieve gevoelens van paren die geconfronteerd zijn met kanker niet veel meer is dan de mate van depressieve gevoelens van de algemene bevolking. Slechts een klein deel van de patiënten met kanker en hun partners lijdt aan ernstige psychische problemen, zo blijkt uit het onderzoek. Die minderheid zou baat hebben bij specifieke hulp. ‘De mythe dat alle patiënten met kanker depressief zijn staat de aandacht voor die groep patiënten en partners in de weg’, aldus Hagedoorn. Weg met de mythe dus, en zet negatieve gevoelens om in positieve – als dat lukt.